H4.2 Lodewijk XIV

opdracht 16, 18, 19, 20, 24, 25 + 26

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

opdracht 16, 18, 19, 20, 24, 25 + 26

Slide 1 - Tekstslide

Opdracht 16
Zet de volgende gebeurtenissen uit het begin van de regeerperiode van Lodewijk XIV in de juiste volgorde. Noteer alleen de cijfers.
1 Lodewijk wordt officieel gekroond.
2 Lodewijk moet vluchten voor opstanden in Parijs.
3 Lodewijk gaat voortaan alleen regeren.
4 Kardinaal Mazarin, adviseur van de moeder van Lodewijk, onderdrukt op slimme manier het verzet tegen de nieuwe belastingen.
Volgorde: 
  • 2, 4, 1, 3.

Slide 2 - Tekstslide

Opdracht 18
Noem twee manieren waarop Lodewijk XIV de adel na 1661 onder controle wist te houden
  1. Verplichte aanwezigheid op zijn kasteel in Versailles bij alle feesten en activiteiten.
  2. Het oppakken en opsluiten van mensen die naar zijn mening te machtig werden.

Slide 3 - Tekstslide

Opdracht 19
Leg uit dat de reorganisatie van het leger Lodewijk hielp om de macht van de adel te beperken.
  • Er kwamen posities in het leger die niet langer bestemd waren voor edelen met geld maar voor mensen met talent. Zo werden edelen die die baantjes vroeger konden kopen op een zijspoor gezet. De koning ging het leger ook zelf leiden.

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht 20
Voor: Ik lees in bron W3 dat 
  • de koning veel edelen en geestelijken naar Versailles heeft laten komen en dat zij allemaal zijn aandacht willen (bijvoorbeeld om een verzoekschrift in te dienen). Hieruit blijkt dat zij afhankelijk zijn van de koning en hun best moeten doen hem persoonlijk te spreken krijgen.

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht 20
Een bewering: Uit bron W3 kun je opmaken dat koning Lodewijk XIV er goed in geslaagd was de adel te controleren.
Geef een argument voor en een argument tegen die stelling met behulp van de bron. Vul de zinnen aan.


Slide 6 - Tekstslide

Opdracht 20
Tegen: Ik lees in bron W3 niet dat
  • alle edelen dit moeten doen of dat heel belangrijke edelen aanwezig moeten zijn.

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht 24
Leg uit dat de ideeën van Bossuet die verwoord zijn in het ‘Droit Divin’ Lodewijks macht aan de ene kant groter maakte, maar aan de andere kant ook beperkte. Vul de zinnen aan.

Zijn macht werd groter omdat hij als absoluut heerser nu 
  • alleen verantwoording schuldig was aan God en als vertegenwoordiger van God op aarde werd gezien. De katholieke kerk moest dus ook naar hem luisteren.

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht 24
Hoe past bron 8 bij het beleid van Colbert?
  • Het past bij het beleid want door het bouwen van oorlogsschepen wordt Frankrijk machtiger en kan bijvoorbeeld makkelijker overzee handelen.



Slide 9 - Tekstslide

'Droit divin'
Het 'Droit divin', Frans voor ‘goddelijke recht
Het recht waarop de (christelijke) vorsten hun heerschappij baseerden. Volgens dit recht had de vorst de macht rechtstreeks van God gekregen en was hij daarmee geen verantwoording aan het volk schuldig. 
Het 'Droit divin' werd dus gebruikt om de alleenheerschappij te rechtvaardigen.



Slide 10 - Tekstslide

Opdracht 25
Hoe vind je in bron W4 de leer van het ‘Droit Divin’ terug?
  • Er staat dat de mensen door de Voorzienigheid onder toezicht van ‘ons’, de koning, zijn geplaatst. Dat verwijst naar het idee dat de koning de vertegenwoordiger van God op aarde is.





Slide 11 - Tekstslide

Opdracht 26
Vind je deze bron geschikt om aan te tonen dat Lodewijk XIV een absoluut heerser is? Onderbouw je mening met twee argumenten die je aan de bron ontleent.
Nee want de koning is er nog steeds niet in geslaagd om één geloof binnen zijn rijk te hebben, er wonen joden in Frans Amerika. Je weet ook niet of hij in staat was om deze maatregelen af te dwingen, in dit fragment lees je niet hoe dit beleid werd uitgevoerd, alleen wat hij zou willen dat er gebeurt.







Slide 12 - Tekstslide

Opdracht 26
Vind je deze bron geschikt om aan te tonen dat Lodewijk XIV een absoluut heerser is? Onderbouw je mening met twee argumenten die je aan de bron ontleent.
Ja, doel van de bron is om te bereiken dat er maar één geloof in het hele rijk is. In de bron lees je dat mensen die niet van dat geloof zijn, de joden in dit geval, op bevel van de koning worden weggestuurd. Ook lees je dat de slaven gedwongen worden om zo snel mogelijk katholiek te worden, het geloof dat de koning goedkeurt.







Slide 13 - Tekstslide

Huiswerk
Lees de paragraaf 4.2 (nogmaals)
Maak de opdrachten 27, 28, 29, 30, 33 + 34






Slide 14 - Tekstslide

Opdracht 27
Noem drie voorbeelden uit de tekst waaruit blijkt dat minister Colbert de koning helpt om Frankrijk rijker en machtiger te maken.
  1. Hij schakelde wetenschappers in.
  2. Hij richtte staatsfabrieken op om luxeproducten te maken.
  3. Hij benoemde belastingopzichters om toezicht op de belastinginning te houden.








Slide 15 - Tekstslide

Opdracht 28
Hoe past bron 8 bij het beleid van Colbert?
  • Colbert zorgde ervoor dat door het bouwen van oorlogsschepen Frankrijk machtiger wordt en makkelijker overzee kan handelen.









Slide 16 - Tekstslide

Opdracht 29
Geef met behulp van de tekst drie verklaringen voor de vele oorlogen die Lodewijk XIV voerde.
  1. Roem en glorie.
  2. Hij wilde machtiger zijn dan de landen om hem heen (de Republiek, Spanje, Engeland).
  3. Uitbreiding van zijn grondgebied.
  4. Meer inkomsten voor de schatkist.









Slide 17 - Tekstslide

Opdracht 30
Wat was een gevolg van het voeren van al die oorlogen, dat je ook terugziet in bron 9?
[  ] Lodewijk maakt zich niet geliefd in Europa want hij verslaat iedereen.
[ x ] Er gaan veel levens verloren en de kosten van al die oorlogen lopen uit de hand.
[   ] Frankrijk krijgt een enorme gebiedsuitbreiding door de inzet van veel dappere soldaten en bekwame generaals.










Slide 18 - Tekstslide

Opdracht 32
Maak een top drie van leiders die volgens jou voor de titel in aanmerking komen en geef argumenten waarom ze in die top drie thuis horen.








Slide 19 - Tekstslide

Opdracht 33
Lodewijk XIV werd stap voor stap steeds machtiger. Hieronder staan vier voorbeelden van zijn aanpak om zo machtig mogelijk te worden. Maak het schema compleet.







Slide 20 - Tekstslide

Opdracht 34
Lodewijk XIV werd stap voor stap steeds machtiger. Hieronder staan vier voorbeelden van zijn aanpak om zo machtig mogelijk te worden. Maak het schema compleet.
Het bewind van Lodewijk XIV begon moeizaam, er was een opstand van de adel. Toen hij na de dood van kardinaal Mazarin alleen ging regeren, besloot hij om Parijs te verlaten en ging in Versailles wonen. De adel was verplicht daarheen te komen als ze een gunst van de koning wilden hebben. 

Slide 21 - Tekstslide

Opdracht 34
Lodewijk stelde zichzelf in het middelpunt en liet zich de Zonnekoning noemen.
Zijn minister van financiën, Colbert, deed erg zijn best om de inkomsten uit de belastingen te verhogen. Dat deed hij door de fabricage van luxe producten te bevorderen en het benoemen van opzichters, die streng moesten toezien op een efficiënte belastinginning.

Slide 22 - Tekstslide

Opdracht 34
Als absoluut heerser was Lodewijk nog niet tevreden. Hij wilde dat er in zijn land maar één geloof was en vervolgde de hugenoten, die vervolgens massaal op de vlucht sloegen.
Ook voerde hij veel oorlogen. Aan het eind van zijn leven liet hij een enorme schuld achter.

Slide 23 - Tekstslide

Leerdoelen 4.3 | De Verlichting
1) Welke kritiek hadden de verlichtingsfilosofen op de absolute heersers?
De filosofen hadden kritiek op het idee van een absoluut heerser die door God was aangewezen om in zijn eentje het land te regeren. In West-Europa begonnen geleerden na te denken over mogelijke verbeteringen in de politiek en het bestuur. Zij bedachten nieuwe ideeën over de rechten van burgers. Daardoor kreeg het absolutisme op den duur steeds minder aanhangers.


Slide 24 - Tekstslide

Leerdoelen 4.3 | De Verlichting
1) Welke kritiek hadden de verlichtingsfilosofen op de absolute heersers?
De filosofen hadden kritiek op het idee van een absoluut heerser die door God was aangewezen om in zijn eentje het land te regeren. In West-Europa begonnen geleerden na te denken over mogelijke verbeteringen in de politiek en het bestuur. Zij bedachten nieuwe ideeën over de rechten van burgers. Daardoor kreeg het absolutisme op den duur steeds minder aanhangers.


Slide 25 - Tekstslide

Leerdoelen 4.3 | De Verlichting
2) Welke ideeën hadden zij over een beter bestuur?
Denis Diderot: ‘Niemand heeft van de natuur het recht heeft gekregen om over iemand anders te heersen’. Ook over de kerk schreef hij geen positieve dingen. Hij wilde een betere samenleving en beter bestuur.



1/3

Slide 26 - Tekstslide

Leerdoelen 4.3 | De Verlichting
2) Welke ideeën hadden zij over een beter bestuur?
Charles de Montesquieu: Macht is gevaarlijk en de drie machten mogen niet in handen komen van één persoon. De drie machten moeten elkaar daarom voortdurend controleren en in bedwang houden.



2/3

Slide 27 - Tekstslide

Leerdoelen 4.3 | De Verlichting
Jean-Jacques Rousseau: Er moesten afspraken gemaakt worden tussen de burgers over het beste bestuur. En vervolgens moesten de burgers zich eraan houden. Dat noemde hij het ‘sociaal contract’. Daarbij was een koning trouwens niet zo nodig.



3/3

Slide 28 - Tekstslide

Huiswerk
Lees paragraaf 4.3
maken opdrachten: 
37, 38, 40, 41, 42 en 43

Lees paragraaf 4.3
maken opdrachten:
44, 45, 49, 50, 51, 52, 55 en 56

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video