3. Verbos irregulares

¡Buenos días!
Bogotá, capital de Colombia
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

¡Buenos días!
Bogotá, capital de Colombia

Slide 1 - Tekstslide

huiswerk controle

Slide 2 - Tekstslide

¿Qué vamos a hacer?

  • SO período tres
  • Repasar los verbos hay/ser/estar
  • Practicar
  • Descanso (5 minutos)


  • Vamos a ver un vídeo
  • Nuevos verbos irregulares
  • Los deberes
les 1
les 2
Bogotá, Colombia

Slide 3 - Tekstslide

     Schriftelijke overhoring 

   Alle grammatica en woordenschat van tarea 1, 2 en 3 (t/m 3.5)
       3.6 hoef je dus nog niet te kennen.
        
martes, 15 de junio, primera hora

Slide 4 - Tekstslide

De verslaglegger van klas D2A
Wat ga ik doen? 
Bedenk 3 vragen over het lesdoel van vandaag.

Hoe ga ik dat doen? 
Maak eerst de opdrachten tijdens de les, zodat je meer inzicht krijgt in de lesstof. Formuleer vervolgens drie zelfgekozen vragen.

Waarom doe ik dat? 
Aan het einde van de les stel jij deze vragen aan je klasgenoten. 
Lesdoel: Ik kan de werkwoorden hay, ser en estar toepassen.

Slide 5 - Tekstslide

HAY
SER
ESTAR
Er is, er zijn
iets of iemand beschrijven
zich bevinden (waar iets is)

Slide 6 - Tekstslide

A. Rellena con hay, está o están.
B. Wat is het verschil tussen está en están?

Slide 7 - Tekstslide

A. Rellena con hay, está o están.
A. está, está
B. hay
C. hay, hay, están


Está is enkelvoud, están is meervoud

Voorbeeld: La playa está muy cerca. 
                        Los supermercados están muy cerca..
B. Wat is het verschil tussen está en están?

Slide 8 - Tekstslide

Teun ______ en la clase.
Teun __________ en la clase.
HAY / SER / ESTAR

Slide 9 - Tekstslide

Teun ______ en la clase.
Teun está en la clase.
HAY / SER / ESTAR

Slide 10 - Tekstslide

Teun ______ en la clase.
Sidra _______ muy inteligente.
HAY / SER / ESTAR

Slide 11 - Tekstslide

Teun ______ en la clase.
Sidra es muy inteligente.
HAY / SER / ESTAR

Slide 12 - Tekstslide

Teun ______ en la clase.
Cheyenne y Yfke _______ amigas.
HAY / SER / ESTAR

Slide 13 - Tekstslide

Teun ______ en la clase.
Cheyenne y Yfke son amigas.
HAY / SER / ESTAR

Slide 14 - Tekstslide

Teun ______ en la clase.
Tim _______ en Helmond.
HAY / SER / ESTAR

Slide 15 - Tekstslide

Teun ______ en la clase.
Tim está en Helmond.
HAY / SER / ESTAR

Slide 16 - Tekstslide

Teun ______ en la clase.
En Lieshout _____ un supermercado.
HAY / SER / ESTAR

Slide 17 - Tekstslide

Teun ______ en la clase.
En Lieshout hay un supermercado.
HAY / SER / ESTAR

Slide 18 - Tekstslide

Teun ______ en la clase.
Las tiendas ______ en el centro.
HAY / SER / ESTAR

Slide 19 - Tekstslide

Teun ______ en la clase.
Las tiendas están en el centro.
HAY / SER / ESTAR

Slide 20 - Tekstslide

HAY / SER / ESTAR
      Vamos a ver un vídeo
LessonUp
descanso 5 minutos

Slide 21 - Tekstslide

Mira el video y responde las preguntas

Kijk de video en beantwoord de vragen in het Spaans

Slide 22 - Tekstslide

11

Slide 23 - Video

Einde van de video
Nuevos verbos irregulares
Neem je Spaanse schrift op tafel.

Slide 24 - Tekstslide

Nuevos verbos irregulares
In de vorige periode heb je het werkwoord ir (=gaan) geleerd. 
Weet je de vervoegingen nog?


1. Neem het schema over in je schrift.
2. Maak het schema compleet.
nieuwe onregelmatige werkwoorden

Slide 25 - Tekstslide

Nuevos verbos irregulares
Coger = nemen of pakken
Seguir = volgen of doorgaan
Jugar = spelen
Conocer = kennen of leren kennen



klinkerwisseling
e > i
u > ue

Slide 26 - Tekstslide

¡A practicar!
Vul de juiste vorm van de werkwoorden ir, coger, seguir, jugar of conocer in.

Slide 27 - Tekstslide

De verslaglegger van D2A...

Pregunta 1: ____________________

Pregunta 2: ____________________

Pregunta 3: ____________________
Lesdoel: Ik kan de werkwoorden hay, ser en estar toepassen.

Slide 28 - Tekstslide

Los deberes


Leren woordenschat: 1.1
martes, 1 de junio, primera hora

Slide 29 - Tekstslide

00:25
¿Dónde está el supermercado?
(beantwoord met een hele zin!)

Slide 30 - Open vraag

00:33
¿Qué hay al lado del supermercado?

Slide 31 - Open vraag

00:43
¿Dónde está la florestería?
(Antwoord met een hele zin!)

Slide 32 - Open vraag

00:54
La biblioteca está ....
A
lejos
B
cerca

Slide 33 - Quizvraag

01:11
¿Dónde vive la chica?

Slide 34 - Open vraag

01:16
¿Qué hay al final de la calle?

Slide 35 - Open vraag

01:22
¿Dónde está el metro?

Slide 36 - Open vraag

01:48
¿Adónde va la chica cuando vuelve del trabajo?

Slide 37 - Open vraag

01:53
¿Dónde está el supermercado?

Slide 38 - Open vraag

01:59
¿Dónde está la panadería?

Slide 39 - Open vraag

02:07
¿Dónde está la cafetería?

Slide 40 - Open vraag

1.1

Slide 41 - Tekstslide

1.1

Slide 42 - Tekstslide

1.3

Slide 43 - Tekstslide