Argument vóór Amsterdam 2028: Het kan een stimulans zijn om de infrastructuur te verbeteren en accommodaties te bouwen. Weerlegging 1a: Overal waar een groot sportevenement gehouden is, vind je verliesgevende of ongebruikte accommodaties. Weerlegging 1b: Als er gebouwd moet worden, moet dat gewoon gebeuren, ook zonder de Olympische Spelen.
Slide 7 - Tekstslide
Huiswerk Polderspelen
vraag 7:
a 13 / b 1 / c 6 / d 12 / e 14
f 7 / g 4 / h 10 / i 2 / j 5
Argument vóór Amsterdam 2028 (2): Het zal zorgen voor een versterking van het nationaal bewustzijn. Weerlegging: Eventuele toename van trots is zeer beperkt in omvang en tijd. Argument vóór Amsterdam 2028 (3): Topsport zet aan tot breedtesport. Weerlegging: Geen enkel groot sportevenement heeft ooit gezorgd voor een blijvende toename van het aantal sportbeoefenaars.
Slide 8 - Tekstslide
Verhaalanalyse
Slide 9 - Tekstslide
Waarom zou je een verhaal
analyseren?
Aantekeningen maken!
Slide 10 - Tekstslide
Personages
alle personen in een verhaal
Hoofdpersonen: belangrijke personen uit het verhaal
maken iets mee in het verhaal (ontdekken iets, komen tot inzicht, verliezen iets, veranderen van mening,...)
Slide 11 - Tekstslide
Personages
Bijfiguren: eenvoudig beschreven; vaak maar één eigenschap
Je weet nauwelijks iets van hun gedachten of gevoelens
Slide 12 - Tekstslide
Tijd
vertelde tijd: de tijdsduur waarbinnen de gebeurtenissen zich afspelen
versnelling: een onbelangrijke periode wordt in een paar zinnen verteld
tijdsprong: schrijver slaat een stuk over (bijv. een paar jaar)
vertraging: schrijver vertelt iets veel trager: dat kan spanning oproepen
Slide 13 - Tekstslide
De deurbel, tweemaal: eerst kort en aarzelend, dan lang en nadrukkelijk. Het snerpende geluid joeg de katten elke keer weer de stuipen op het lijf – reden om op door de week de elektrische bel vaak af te zetten. De katten gingen voor alles. Vandaag, zondag was de kans op aanbellen erg klein, zeker nu het nog zo vroeg in de ochtend was. De stekker was dus nog in het contact gelaten.
Het eerst belletje klonk alsof een vinger geen houvast op de knop had kunnen vinden.
(naar:Tonio, A.F.T.H. van der Heijden)
Slide 14 - Tekstslide
Tijd (2)
Chronologisch: alle gebeurtenissen worden verteld in de volgorde zoals ze zich hebben afgespeeld.
Niet-chronologisch: verhaal wordt niet 'volgens de klok' verteld, maar er zijn b.v. sprongen voorwaarts (flashforwards) of sprongen terug (flashbacks)
Slide 15 - Tekstslide
Flashforward:
In het verhaal spring je naar de toekomst
Geeft afwisseling in het verhaal
Dit onderbreekt het verhaal
Flashback:
In het verhaal kijk je terug op een gebeurtenis eerder.
Dit onderbreekt het verhaal
Ter afwisseling en om bijkomende informatie te geven
Slide 16 - Tekstslide
Perspectief
ik-vorm: je weet precies wat de ik-persoon denkt, zegt en voelt => ik-perspectief
hij/zij-vorm: van de hoofdpersoon of hoofdpersonen weet je precies wat ze denken, doen en voelen => personaal perspectief (enkelvoudig of meervoudig)
alwetende verteller: die weet MEER dan alle personages bij elkaar: die zweeft boven het verhaal en weet bv. al hoe het het afloopt. Helicopterview
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Ruimte
sommige beschreven plekken bepalen de sfeer sterk
bv: donker bos (spannend); zonnig strand in Spanje (vakantie); krakend landhuis met piepende deur in de nacht (misdaad)
Slide 19 - Tekstslide
Overleg in tweetallen wat je al ontdekt hebt over De Laatste Halte