Les 7 - Schakelingen

• Natuurkunde / Scheikunde
• Middelbare school
• vmbo b, k, t, havo, vwo
• Leerjaar 2

Welkom

Nodig:

Laptop (lesson up)

Boek

Schrift

Pen

Rekenmachine

Deze les:

Herhalen vorige lessen. 

Uitleg paragraaf 4: vermogen.

Maken opdrachten paragraaf 4.

Aan het einde van de les. Kan ik:

uitleggen wat het vermogen van een apparaat is.

het vermogen van een apparaat berekenen.

uitleggen waarom een apparaat met groter vermogen, meer elektrische energie verbruikt. 

Dit is een ....... schakeling

1. Parallel
2. Serie
3. Vreemde
4. Handige

Dit is een ..... schakeling

1. Serie
2. Parallel
3. Lampen
4. schakelaar

Dit is een?

1. Lamp
2. Weerstand
3. Motor
4. Spanningsbron

Dit is een?

1. Lamp
2. Spanningsbron
3. Weerstand
4. Motor

Stroomsterkte meten we in?

1. Volt
2. Ampere
3. Watt
4. NPC's

Een stof die stroom doorlaat noemen we een?

2839mA = ........ A?

1. 28,39A
2. 0,2839A
3. 2839000A
4. 2,839A

Wat zijn twee veelgebruikte spanningsbronnen?

Elke batterij is 1,5V. Hoeveel volt geven deze batterijen samen?

1. 1,5 V
2. 3,0 V
3. 4,5V
4. 6,0V

Het vermogen

Het vermogen van een apparaat wordt aangegeven in 

watt of kilowatt (kW)

Het vermogen(Watt) geeft aan, hoeveel energie er per seconde verbruikt wordt. 

(h/v) soms wordt er m(mill)W gebruikt bij een klein vermogen.

Spanning en stroomsterkte

Het vermogen is afhankelijk van de spanning en stroomsterkte.

Demonstratie: ballon

Spanning en stroomsterkte

Het vermogen kan je berekenen door:

Vermogen = Spanning x Stroomsterkte

(H/V) P = U * I 

Voorbeeld

Een waterkoker zit in het stopcontact (230V), door de waterkoker loopt een stroom van 6,52 A. 

Wat is het vermogen in watt?

                                 Voorbeeld.

Gevraagd:

Gegeven:

Formule:                                                       

Antwoord:                                                    

Aan de slag (kgt - blauwe boek)

blz: 169.

Opdracht: 1 t/m 13

Klaar?

Nakijken!

Lees de plus op blz 168

Probeer opdr 14 + 15

Aan de slag(hv - oranje boek)

blz 148.

Opdracht 1 t/m 9 

Klaar?

Nakijken!

Lees de plus op blz 151

Probeer opdr 10 + 11

Afsluiten. Ik kan:

uitleggen wat het vermogen van een apparaat is.

het vermogen van een apparaat berekenen.

uitleggen waarom een apparaat met groter vermogen, meer elektrische energie verbruikt. 

Huiswerk:  3a - 1 t/m 8

                        3b: 1 t/m 6