5.2 Nederlanders en Belgen

5.2 Nederlanders en Belgen
Pak je boek er bij. Laptop is niet nodig.
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

5.2 Nederlanders en Belgen
Pak je boek er bij. Laptop is niet nodig.

Slide 1 - Tekstslide

Planning
Herhaling vorige les 
Instructie 5.2
Kahoot
Opdrachten maken

Slide 2 - Tekstslide

Wat voor soort grenzen hebben we in de EU
A
zachte
B
harde
C
open
D
dicht

Slide 3 - Quizvraag

Wat is geen buurland van Nederland?
A
Frankrijk
B
België
C
Groot-Brittanië
D
Luxemburg

Slide 4 - Quizvraag

Wat houdt het Verdrag van Schengen in?

Slide 5 - Tekstslide

Wat zijn kunstmatige grenzen?
A
Hetzelfde als natuurlijke grenzen
B
Grenzen die makkelijk over te steken zijn
C
Grenzen die moeilijk over te steken zijn
D
Alle grenzen die door de mens bedacht zijn

Slide 6 - Quizvraag

Wat is typisch Belgisch?

Slide 7 - Woordweb

Wat betekent ruimtelijke ordening?
timer
1:40

Slide 8 - Open vraag

Leerdoelen
Je weet hoe de staten België en Nederland onderverdeeld zijn in kleinere regio's en dat daartussen verschillen bestaan
Je kunt enkele algemene verschillen tussen Nederlanders en België beschrijven.
Je begrijpt dat mensen de regionale identiteit soms belangrijker vinden dan de nationale identiteit.

Slide 9 - Tekstslide

Eenheidsstaten:
Nederland is een  eenheidsstaten. Dat betekend gebieden met een vast gestelde grens er om heen, met een volk en regels en afspraken (wetten die gehandhaafd worden)

In eenheidsstaten woont een volk wat zich identificeert met het land

Slide 10 - Tekstslide

Federale staat
Een federale staat: een staat die bestaat uit deelgebieden die meer of minder zelfstandig zijn. 

Slide 11 - Tekstslide

België
Belgie is een federale staat: er zijn drie aparte bestuurslagen die allemaal eigen beslissingen mogen nemen. 
1. de landsregering 
2. de gewesten (Vlaanderen en Wallonië) 
3. gemeenschappen: groepen op basis van taal en cultuur

Slide 12 - Tekstslide

Gemeenschappen
Culturele groepen in België. Er is een Nederlandstalige, Franstalige en Duitstalige gemeenschap.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Hoe België is verdeeld
De Vlaamse gemeenschap; Vlaanderen
Hier wordt Belgisch-Nederlands (Vlaams) gesproken

Slide 15 - Tekstslide

Hoe België is verdeeld
De Franse gemeenschap; Wallonie
Hier wordt Frans gesproken

Slide 16 - Tekstslide

Hoe België is verdeeld
In gemeenschappen
De gemeenschap Brussel is
officeel tweetalig en hoort bij het Franse én het Vlaamse deel!

Slide 17 - Tekstslide

Hoe België is verdeeld
In gemeenschappen
De Duitse gemeenschap
Hier wordt Duits gesproken

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Aan de slag
De eerste 10 min. werk je zelfstandig en in stilte
Lezen blz. 150 en 151 paragraaf 5.2
Maken blz. 152 vraag 1-3-4-8
Ben je klaar? Kies dan uit:
- begrippen zetten in StudyGo
- maken online herhaling en toepassing 5.1 en 5.2
- maken blz. 166 boek examentraining
timer
10:00

Slide 20 - Tekstslide

Leerdoelen
Je weet hoe de staten België en Nederland onderverdeeld zijn in kleinere regio's en dat daartussen verschillen bestaan
Je kunt enkele algemene verschillen tussen Nederlanders en België beschrijven.
Je begrijpt dat mensen de regionale identiteit soms belangrijker vinden dan de nationale identiteit.

Slide 21 - Tekstslide

  - Leerdoelen
  - Wat weet je al 
  - Uitleg
  - Opdrachten 
  - Terugblik 

Slide 22 - Tekstslide

Leg het verschil uit tussen een eenheidsstaat en een federale staat

Slide 23 - Open vraag

Nederland en Belgie zijn eenheidsstaten. Wat betekend dat?
A
De landen bestaan uit een cultuurgebied
B
De landen hebben een centrale regering
C
De landen zijn goed bevriend met elkaar
D
De landen zijn economisch sterk

Slide 24 - Quizvraag

Hoe zorgt de taalgrens in België niet voor een gemeenschappelijk gevoel maar het katholieke geloof wel?

Slide 25 - Open vraag

Slide 26 - Video

Wat is een federale staat?
A
Een staat waarbij de regering alle beslissingen neemt over het hele land
B
Een staat die bestaat uit deelgebieden.
C
Een staat waar iedereen gelijke rechten heeft
D
Een staat met meerdere culturen

Slide 27 - Quizvraag

Wat denk jij dat identiteit is?
A
Documenten waarmee je internationaal kunt reizen
B
Documenten die je laat zien als je wordt aangehouden
C
Allerlei stukjes van jouw die jou vormen als mens
D
Je afkomst en waar je woont

Slide 28 - Quizvraag