1 BKA Woordsoorten; ZN, BVN, LW, WW

Welkom
  • Ga rustig zitten volgens
    de plattegrond.
     
  • Pak alvast je boek, schrift en pen. 



timer
3:00
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welkom
  • Ga rustig zitten volgens
    de plattegrond.
     
  • Pak alvast je boek, schrift en pen. 



timer
3:00

Slide 1 - Tekstslide

Welkom

Woordsoorten


WW, ZN, LW, VZ EN BVN 
Nederlands

Slide 2 - Tekstslide

1. Verder met grammatica woordsoorten.
2. Een korte herhaling van § 3 zelfstandig naamwoorden en lidwoorden. 
3. Beginnen aan §3.



In deze les gaan we

Slide 3 - Tekstslide

De lesdoelen
  • Je weet wat zelfstandige naamwoorden zijn.
  • Je weet in welke situaties je lidwoorden kunt gebruiken.
  • Je ontdekt wat bijvoeglijk naamwoorden zijn 

Slide 4 - Tekstslide

6.2

Slide 5 - Tekstslide

Wat zijn zelfstandig naamwoorden?


Schrijf in je schrift alles wat je nog weet van zelfstandig naamwoorden. 
timer
2:00

Slide 6 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...

  • weet je wat zelfstandig naamwoorden, bijvoeglijk naamwoorden, lidwoorden en werkwoorden zijn.

  • kun je de woordsoorten ZN, BN LW en WW herkennen en uitleggen wat de kenmerken zijn. 

  • kun je de regels voor het schrijven van het BVN toepassen. 

  • kun je zelfstandig de woordsoorten WW, ZN, BN en LW in tekst benoemen.

Slide 7 - Tekstslide

Geef zoveel mogelijk voorbeelden
van zelfstandig naamwoorden.

Slide 8 - Woordweb

Zelfstandig naamwoord
Een zelfstandig naamwoord geeft een ‘naam’ aan ‘zelfstandigedingen.

  • Namen van mensen, dieren en dingen (eigennamen)
    Lady Gaga, Pluto, Samsung
  • Woorden voor concrete zaken
    tafel, laptop, toets
  • Woorden voor abstracte zaken
    twijfel, werk, grootte

Slide 9 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord
Zelfstandignaam woorden komen in verschillende vormen voor. Let op de volgende zaken om ze te herkennen:

  • Je kan er een lidwoord voor zetten, ‘de’, ‘het’, ‘een’:
    de taart, het kopje, een stekker
  • Enkelvoud of meervoud
    taart – taarten, kopje – kopjes
  • Verkleinwoord
    taart – taartje, kop - kopje

Slide 10 - Tekstslide

Lidwoorden
Een lidwoord hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord (lid)
de, het, een

  • Er zijn twee bepaalde lidwoorden (de, het) en er is een onbepaald lidwoord (een).
  • Bij een bepaald lidwoord weet je precies waarom het gaat, bij een onbepaald lidwoord kan het om van alles gaan.

bepaald lidwoord: ‘de’ en ‘het’
  • mannelijk               de leraar
  • vrouwelijk               de actrice
  • onzijdig                   het station 
  • verkleinwoord       het autootje

onbepaald lidwoord: ‘een’
  • mannelijk              een leraar
  • vrouwelijk              een beroemde actrice
  • onzijdig                  een koud, leeg station

Slide 11 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord
  • Zegt iets over het zelfstandige naamwoord.
    Kleur, materiaal, eigenschap, enzovoort.

  • Staat er direct voor en soms achter een zelfstandig naamwoord;
    Een paarse krokodil – De krokodil is paars.

  • Heeft soms een verbogen vorm;
    Het ticket is goedkoop – het goedkope ticket


  • Krijgt bij stoffen en materialen'-en' erachter;
    Het stalen kettingslot – de katoenen sok

Slide 12 - Tekstslide

Bedenk bij ieder object een bijvoeglijk naamwoord (de blauwe/ronde knop).

Slide 13 - Open vraag

Bijvoeglijk naamwoord

  • Het kan zelfstandig gebruikt worden als er voldoende context is;
    Ik wil een blauwe, geen groene.

  • Heeft vaak trappen van vergelijking;
    Deze is laag, die is lager en die het laagst.

  • Zijn soms afgeleid van een werkwoord.
    Blaffende honden bijten niet.

Slide 14 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord
  • Stel een vraag om te ontdekken wat de bijvoegelijke naamwoorden zijn.
    Wat is/zijn + zelfstandig naamwoord?

Let op de spelling
  • De-woorden + e (ook bij een)
  • Het-woorden + e (bij een zonder e)
  • Stof en materialen + 'en'
    Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord vertelt je van welk materiaal iets gemaakt is.

Er zijn ook uitzonderingen! Kijk maar eens naar de voorbeelden:
  • de polyester trui
  • het plastic tasje
Je ziet dat deze stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden niet op -en eindigen. Dat komt meestal omdat het om nieuwere stoffen gaat, die de mens zelf heeft uitgevonden. De woorden ‘plastic’ en ‘polyester’ zijn daar voorbeelden van. We geven je nog wat voorbeelden:
  • het aluminium bootje
  • een nylon touw
  • de latex handschoenen

Slide 15 - Tekstslide

De gele, nieuwe bank
Een gele nieuwe bank
De lieve, zachte pandabeer
Een lieve, zachte pandabeer.
De blanke, jonge man.
Een blanke, jonge man
Het houten, warme bed.
Een houten, warm bed
Het volle, kleine zwembad.
Een vol, klein zwembad.

Slide 16 - Tekstslide

Heb je vragen?

Steek je vinger op en 
wacht tot je aan de beurt bent. 

Slide 17 - Tekstslide

Wat
Cursus 5, paragraaf 5. Maak opdracht 1, 2 en 3. Kader uit boek, basis van uitgedeeld boekje. 
Hoe
In je boek (bladzijde 206-207) en je schrift.
Hulp
Eerst buurman/buurvrouw vragen, daarna vinger omhoog als je het niet begrijpt.
Tijd
10 minuten.
Uitkomst
Je kunt bijvoeglijk naamwoorden herkennen.
Klaar
Kijk het huiswerk over paragraaf 3 na. 
timer
10:00

Slide 18 - Tekstslide

Heb je vragen?

Steek je vinger op en 
wacht tot je aan de beurt bent. 

Slide 19 - Tekstslide

Wat
Cursus 5, paragraaf 5, maak opdracht 4, 5 en 6. 
Hoe
Kijk de antwoorden in je boek en je schrift na met de antwoorden op Magister. 
Hulp
Eerst buurman/buurvrouw vragen, daarna vinger omhoog als je het niet begrijpt.
Tijd
 10 minuten.
Uitkomst
Je kunt bijvoeglijk naamwoorden  herkennen.

Klaar
Maak opdracht 1 t/m 3 af. Kijk daarna het huiswerk van paragraaf 3 na. 
timer
10:00

Slide 20 - Tekstslide

Noteer alle zelfstandig naamwoorden (ZN), alle bijvoeglijk naamwoorden (BVN), alle lidwoorden (LW) en alle werkwoorden (WW).

De nieuwe brugklasleerlingen zijn vorige week voor de introductie op school geweest. Het warme weer zorgde ervoor dat de klassen veel naar buiten gingen. Deze week zijn de lessen begonnen en moeten de leerlingen bij Nederlands direct een lange, saaie tekst ontleden.

Slide 21 - Open vraag

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...

  • weet je wat zelfstandig naamwoorden, bijvoeglijk naamwoorden, lidwoorden en werkwoorden zijn.

  • kun je de woordsoorten ZN, BN LW en WW herkennen en uitleggen wat de kenmerken zijn. 

  • kun je de regels voor het schrijven van het BVN toepassen. 

  • kun je zelfstandig de woordsoorten WW, ZN, BN en LW in tekst benoemen.

Slide 22 - Tekstslide

Schrijf op wat je deze les hebt geleerd

Slide 23 - Open vraag

Schrijf op wat je het moeilijkste vond van deze les en leg uit waarom.

Slide 24 - Open vraag


Na deze uitleg, 
wil ik...
de uitleg nog 1 keer horen/bekijken
meer voorbeelden krijgen
mijn huiswerk maken
de leerstof thuis nog even bekijken
overgaan naar nieuwe leerstof
nog meer te weten komen over de leerstof
niet meer te weten komen over de leerstof
nog iets anders (vul de vraag op de volgende slide in)

Slide 25 - Poll


Nog iets anders, namelijk...

Slide 26 - Open vraag

Aan de slag!
  • Leerwerkboek A opdracht 1 tot en met 4

  • Hoofdstuk 2.1 pagina 35-38

  • Vrijdag begin van de les moeten die opdrachten af zijn.

Slide 27 - Tekstslide