Herhaling werkwoordstijden LJ2

• Engels
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

hoi

vandaag gaan we even een stoomtreinsessie werkwoordsvormen doen

(want dat is belangrijk voor de eindtoets)

(en voor je leven)

Present simple

= hele werkwoord

SHIT-regel = bij he/she/it hele ww + s

bij feiten, gewoontes, irritaties

Present simple

I walk

You walk

He/she/it walks

We walk

They walk

You walk

Present continuous

= to be + hele ww + ing

als iets in het heden aan de gang is

Present continuous

I am walking

You are walking

He/she/it is walking

We are walking

They are walking

You are walking

Past continuous

= verleden tijd van to be (was/were) + hele ww + ing

als iets in het verleden aan de gang was

Past continuous

I was walking

You were walking

He/she/it was walking

We were walking

They were walking

You were walking

Past simple

= hele ww + ed OF onregelmatig (2e uit het rijtje)

als iets in het verleden is gebeurd en al is afgelopen

LADY = last ago date yesterday

Past simple

I walked

You walked

He/she/it walked

We walked

They walked

You walked

Past simple & past continuous

Vaak in zinnen als: 

I was doing the dishes when the phone rang

Present perfect

= has/have + hele ww + ed OF has/have + onregelmatige vorm (3e uit het rijtje) 

als iets in het verleden is begonnen en nog niet afgelopen is of nog effect heeft

FYNE JAS = for yet never ever just already since

Present perfect

I have walked

You have walked

He/she/it has walked

We have walked

They have walked

You have walked

Vul de present simple in:
She ... (want) a dog.

Vul de present continuous in:
I ... (go) to the supermarket right now.

Vul de past continuous in:
I ... (clean) my room when my friends called.

Vul de past simple in:
Yesterday, I ... (shout) at my brother.

Vul de present perfect in:
You ... (talk) about that for long enough now.

Kies de goede vorm:
My friends and I always ... the dishes together.

1. do
2. are doing
3. were doing
4. have done

Kies de goede vorm:
Yesterday, I ... to the market.

1. go
2. were going
3. went
4. have gone

Kies de goede vorm:
You ... grouchy since you got home.

1. were
2. are
3. have been
4. be

Kies de goede vorm:
I ... (leave) right now!

1. left
2. have left
3. leave
4. am leaving

Kies de goede vorm:
Where ... (you - go) when I saw you yesterday?

1. you went
2. were you going
3. you go
4. are you going

Vul de het rijtje onregelmatige werkwoorden in:

bijvoorbeeld: run 

run - ran - run

Vul de het rijtje onregelmatige werkwoorden in:

bijvoorbeeld: run 

run - ran (past simple) - run (present perfect)

sing

go

buy

fly

put

DUS!

leer de lijst onregelmatige werkwoorden

(zie Magister.Me!!)

ook vind je op Magister.Me een overzicht van alles wat je moet leren voor de eindtoets (zie week 1)