3.2 Bindingen in moleculen

De bouw van stoffen
Herhaling 3.1 en helft 3.2
Welke stoffen zijn er?
Wat zijn hun eigenschappen?
Atoombinding/covalente binding?
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

De bouw van stoffen
Herhaling 3.1 en helft 3.2
Welke stoffen zijn er?
Wat zijn hun eigenschappen?
Atoombinding/covalente binding?

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling 3.1
De bouw van stoffen 

Slide 2 - Tekstslide

Welke stoffen zijn er?
Metalen
Soort deeltjes: metaal atomen
Voorbeeld: Fe, Zn, Cu
Moleculaire stoffen
Soort deeltjes: niet-metaal atomen
Voorbeeld: H2O, CO, NH3
Zouten
Soort deeltjes: metaal ion + niet-metaal ion
Voorbeeld: NaCl, AlBr3

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Welke eigenschappen hebben ze?

Slide 5 - Tekstslide

Moleculaire stoffen

  • Verbindingen die alleen uit niet-metaal atomen bestaan.
  • Ook wel 'moleculen' genoemd.
  • Voorbeelden: H2O, C2H6O, HCN, PCl3
  • Ontstaat door vorming van atoombindingen/covalente bindingen
  • Moleculen worden bij elkaar gehouden door vanderwaalsbindingen.

Slide 6 - Tekstslide

Atoombinding/covalente binding
  • Sterke binding tussen atomen in een molecuul


Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Gegeven: stof AB is een moleculaire stof en stof XY is een zout.

Beoordeel de volgende twee beweringen:
I stof AB heeft in de vaste toestand een molecuulrooster en de binding tussen A en B is een atoombinding.
II stof XY heeft in de vaste toestand een ionrooster en de binding tussen X en Y is een ionbinding.

Welke van deze twee beweringen is juist?

A
beide beweringen zijn juist.
B
alleen bewering I is juist
C
alleen bewering II is juist
D
geen van beide beweringen is juist.

Slide 9 - Quizvraag

Welk soort roosters hebben vast magnesiumjodide, MgI₂ (s) en vast jood, I₂ (s)?
A
beide hebben een metaalrooster
B
beide hebben een ionrooster
C
Magnesiumjodide heeft een metaalrooster en jood heeft een molecuulrooster
D
Magnesiumjodide heeft een ionrooster en jood heeft een molecuulrooster

Slide 10 - Quizvraag


Wat voor soort binding bevat een metaalrooster?
A
atoombinding
B
ionbinding
C
metaalbinding
D
vanderwaalsbiding

Slide 11 - Quizvraag

Maak de zin af:
In een metaalrooster..

A
wisselen positieve en negatieve ionen elkaar af
B
worden positief geladen metaalionen omringd door vrijbewegende elektronen

Slide 12 - Quizvraag

Zouten
Metalen
Moleculaire stoffen
ijzer
KBr
koolstofdioxide
FeCl3
P2O5
Br2
Co

Slide 13 - Sleepvraag

3.2 Binding in moleculen 
Systematische Naamgeving
Atoombinding
Polariteit


Slide 14 - Tekstslide

Systematische naamgeving

Slide 15 - Tekstslide

Systematische naamgeving
1. Nooit het telwoord mono- voor het eerste element, wel bij alle volgende


2. Alleen het laatste element heeft de uitgang -ide
 
CO
is koolstofmono-oxide, niet monokoolstofmono-oxide
CSO
is koolstofmonozwavelmono-oxide, niet koolstofmonosulfidemono-oxide

Slide 16 - Tekstslide

Wat is de systematische naam van Cl2O5 ?

Slide 17 - Open vraag

Wat is de systematische naam van SCl4?

Slide 18 - Open vraag

Wat is de molecuulformule van koolstoftrisulfide?

Slide 19 - Open vraag

Wat is de molecuulformule van distikstofpentaoxide?

Slide 20 - Open vraag

Atoombinding in H2

Slide 21 - Tekstslide

Meer atoombindingen
Ook hier geldt dus weer de octetregel!

Slide 22 - Tekstslide

Atoombinding
Gemeenschappelijk elektronenpaar:
2 gedeelde elektronen (van ieder atoom) vormen samen een covalente atoombinding.

Covalentie:
aantal bindingen dat (niet-metaal) atoom kan vormen

Slide 23 - Tekstslide

Moleculen
Bindingen tussen moleculen

  • VanDerWaalskrachten (of molecuulbinding), altijd aanwezig

Binding tussen atomen
  • Atoombinding/covalente binding
--> Apolair
--> Polair



Van der Waals kracht

Slide 24 - Tekstslide

Structuurformules
Een streepje geeft het gedeelde elektronenpaar weer
Een streepje is dus een binding

Slide 25 - Tekstslide

Covalentie
4 3 2 1

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Wat is de covalentie van stikstof?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 28 - Quizvraag

Wat is de covalentie van koolstof?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 29 - Quizvraag

Teken de structuurformules van:
a) koolstofdioxide
b) stikstof molecuul
c) etheen (C2H4)

Slide 30 - Tekstslide

Polaire en apolaire stoffen
H2O (polair)
CH4 (apolair)

Slide 31 - Tekstslide

Polaire atoombinding
Het ene atoom trekt harder aan het gedeelde elektronenpaar dan het ander
- Verschuiving  elektronenpaar naar hoogste elektronegativiteit
- "Partiële lading" (δ- en δ+)

Slide 32 - Tekstslide

Elektronegativiteit
Het verschil in elektronegativiteit (ΔEN) bepaalt het soort binding (BiNaS 40A)

ΔEN
Soort binding
Voorbeeld
< 0,4
Apolair
C-H, C-S, C=S
0,4-1,7
Polair
C-F, H-Cl, C-O, C=O
> 1,7
Ion
Na+ Cl-

Slide 33 - Tekstslide

Welke binding is polair?
A
Tussen 2 atomen met ΔEN 0,4-1,7
B
Tussen 2 niet-metalen
C
Tussen een metaal en een niet-metaal
D
Tussen 2 atomen met ΔEN 0,6-1,5

Slide 34 - Quizvraag

Is de atoombinding tussen C en C polair of apolair?
A
polair
B
apolair

Slide 35 - Quizvraag

Welke stof bevat een polaire atoombinding
A
methaan
B
Stikstof
C
propanol
D
propaan

Slide 36 - Quizvraag

polair
Apolair
Ion
C-O
C-C
C-H
O-H
Na-Cl
C-F
Ca-F

Slide 37 - Sleepvraag

huiswerk
3.2: 11 t/m 14

Slide 38 - Tekstslide