goede zinnen schrijven

Nederlands - Schrijven

goede zinnen schrijven
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands - Schrijven

goede zinnen schrijven

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel

Schrijven

  • Ik kan een goede zin schijven.


 

Slide 2 - Tekstslide

Wat weet je er al van:

Waar let je op bij het schrijven van een goede zin?

Slide 3 - Open vraag

Uitleg

  • Begin de zin met een hoofdletter.
  • Eindig de zin met een punt, vraagteken of uitroepteken.
  • Zorg dat de woordvolgorde klopt. 
  • Maak de zin niet te lang. 
  • Langere zin: gebruik maar één voegwoord (en, maar, want, omdat, hoewel, doordoor, doordat, terwijl, dus, enz.) 





Slide 4 - Tekstslide

Opdrachten
Welke zin is goed?


Slide 5 - Tekstslide

1. Welke zin is goed?
A
de toets ging goed doordat ik alles goed had geleerd
B
De toets ging, doordat ik goed had geleerd alles.
C
De toets ging goed, doordat ik alles goed had geleerd.
D
De toets goed ging, doordat ik alles geleerd had goed.

Slide 6 - Quizvraag

2. Welke zin is goed?
A
Vrijdag ga ik naar de bioscoop en zaterdag komt mijn vriendin.
B
vrijdag ga ik, naar de bioscoop en zaterdag komt mijn vriendin
C
Vrijdag ik ga naar de bioscoop en zaterdag mijn vriendin komt.
D
Vrijdag naar de bioscoop ga ik en zaterdag komt mijn vriendin.

Slide 7 - Quizvraag

3. Welke zin is goed?
A
De monteur verving de band van. Mijn scooter die was versleten.
B
De monteur verving de band van mijn scooter en die was versleten.
C
De monteur verving de band, omdat de scooter die was versleten.
D
De monteur verving de band van mijn scooter, want die was versleten.

Slide 8 - Quizvraag

Opdrachten
Maak een goede zin van de woorden.

Slide 9 - Tekstslide

4. Maak een goede zin met deze woorden:

versleten - horloge - bandje - Fenna

Slide 10 - Open vraag

5. Maak een goede zin met deze woorden:

scooter - belandde - ziekenhuis - aangereden - Joep

Slide 11 - Open vraag

X. Maak een goede zin met deze woorden:

x

Slide 12 - Open vraag

6. Maak een goede zin met deze woorden:

regent - fiets - stad - hoewel - het - Giel

Slide 13 - Open vraag

Einde

Bedankt voor  jouw aandacht en bijdrage.


Goed gewerkt!

Slide 14 - Tekstslide