Afsluiting Hoofdstuk 1
1 / 20
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Overdrachtsinkomen ontvang je zonder dat je er iets voor hoeft te doen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 5 - Quizvraag
Rente is een voorbeeld van...
A
inkomen uit arbeid
B
inkomen uit bezit
C
overdrachtsinkomen
Slide 6 - Quizvraag
Wat is geen voorbeeld van oorzaken voor inkomensverschillen
A
Leeftijd en ervaring
B
Opleiding en scholing
C
Verantwoordelijkheid
D
Normen en waarden
Slide 7 - Quizvraag
Pacht is een voorbeeld van...
A
inkomen uit arbeid
B
inkomen uit bezit
C
overdrachtsinkomen
Slide 8 - Quizvraag
Loon is een voorbeeld van...
A
inkomen uit arbeid
B
inkomen uit bezit
C
overdrachtsinkomen
D
rente
Slide 9 - Quizvraag
Wat is geen overdrachtsinkomen?
A
Huurtoeslag
B
Studiefinanciering
C
Rente
D
WW uitkering
Slide 10 - Quizvraag
Is een scooter een dienst of product?
A
dienst
B
product
Slide 11 - Quizvraag
Joost wast de auto van Stijn. Stijn maakt daarom een vensterbank voor Joost.
A
Directe ruil
B
Indirecte ruil
Slide 12 - Quizvraag
Wat is de juiste formule voor het berekenen van een percentage?
A
deelgeheel⋅100
B
100deel⋅geheel
C
geheeldeel⋅100
D
100deel⋅geheel
Slide 13 - Quizvraag
Een toets bestaat uit 34 vragen, 12 hiervan zijn meerkeuze, welk percentage is dat?
A
12
B
26
C
34
D
35
Slide 14 - Quizvraag
€ 200 miljoen x 5.000 = ... miljard
A
1 miljard
B
10 miljard
C
100 miljard
D
1.000 miljard
Slide 15 - Quizvraag
Bram krijgt €10 zakgeld per week. Hoeveel is dat per maand?
A
€10
B
€43,33
C
€40
D
€1,42
Slide 16 - Quizvraag
Afronden op één cijfer achter de komma.
5,549 wordt ...
5,549 wordt ...
A
5,4
B
5,6
C
5,5
D
6,0
Slide 17 - Quizvraag
Wat is geen functie van geld
A
Ruilfuncite
B
Weggooifunctie
C
Spaarfunctie
D
Rekenfunctie
