NS1T3H06.3

Welkom
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

Onderdelen in deze les

Welkom

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Afspraken & Presentie
  • Vorige les
  • Leerdoelen deze les
  • Theorie
  • Oefenen
  • Leerdoelen behaald?
  • Huiswerk

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Voor hoeveel procent is je weerstation af?
0100

Slide 4 - Poll

Vorige les
Zet eerst al je hulplijnen in voordat je opgeeft. Denk bijvoorbeeld aan:

  1. Klassenapp
  2. Gezinsleden & kennissen
  3. Methode (Boek én antwoordenboek)
  4. Internet
  5. Teams-chat
  6. Begin van de volgende les

Slide 5 - Tekstslide

Theorie
In het boek: blz. 138-141

Slide 6 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Ik ken de fasen en de overgangen van water in de atmosfeer
  • Ik weet hoe wolken ontstaan
  • Ik weet wat condensatiekernen zijn
  • Ik weet wat het dauwpunt is
  • Ik weet hoe regen, sneeuw en hagel ontstaan

Slide 7 - Tekstslide

Hoe heet de overgang van de vaste fase naar de gasfase?
A
Sublimeren
B
Vervluchtigen
C
Condenseren
D
Rijpen

Slide 8 - Quizvraag

Is een faseovergang een natuurkundige of scheikundig
proces? Leg uit waarom wel/niet.

Slide 9 - Open vraag

Faseovergangen

Slide 10 - Tekstslide

Het ontstaan van wolken

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Hoe heet de temperatuur waarbij waterdamp begint te condenseren?

Slide 13 - Open vraag

Condensatie en condenstatiekernen
  • Waterdamp gaat in de lucht condenseren bij het dauwpunt.
  • Condensatiekernen zijn deeltjes in de lucht zoals stof en roet, waarop waterdamp sneller kan condenseren.
  • Door condensatie ontstaan kleine waterdruppeltjes, deze blijven in de lucht zweven.
  • Veel kleine druppeltjes samen vormen een wolk.
  • Bij condensatie vlak boven de grond spreken we van mist.

Slide 14 - Tekstslide

Wat weet je over de hoeveelheid water die koude lucht kan bevatten ten opzichte van warme lucht?
A
Die kan MINDER water bevatten dan warme lucht
B
Die kan MEER water bevatten dan warme lucht

Slide 15 - Quizvraag

Als er op één dag 12,5 mm regen valt, hoeveel liter is dat dan per vierkante meter?
A
0,125 L
B
12,5 L
C
1,25 L
D
125 L

Slide 16 - Quizvraag

Wolkensoorten
Er bestaan verschillende soorten wolken.  Deze worden ingedeeld naar hoogte en vorm

Je hoeft de namen niet uit je hoofd te leren. 

Slide 17 - Tekstslide

Het dauwpunt
  • De temperatuur waarbij waterdamp begint te condenseren heet het dauwpunt.
  • Wolken ontstaan op hoogten waar de tempereratuur is afgekoeld tot het dauwpunt
  • De lucht zit dan "vol" met waterdamp
  • In warmere lucht past meer waterdamp

Slide 18 - Tekstslide

Verdeling in wolk
In het plaatje hiernaast zie je in welke fase de watermoleculen zich bevinden bij een bepaalde temperatuur.

  • Hoe hoger in de lucht, hoe lager de temperatuur is.

  • Er valt geen neerslag als de lucht omhoog stroomt, de lichte druppels en ijskristallen worden weer omhoog gestuwd.

  • Als de druppels of ijskristallen te zwaar zijn om omhooggestuwd te worden valt er wel neerslag

Slide 19 - Tekstslide

Welke begrip zou aan kunnen geven op welke hoogte een wolk ontstaat?
A
Isobaar
B
Stroming
C
Condensatieniveau
D
Dauwpunt

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Video

Slide 22 - Video

Neerslag
  • Er valt geen neerslag als de lucht omhoog stroomt, de lichte druppels en ijskristallen worden weer omhoog gestuwd.
  • Als de druppels of ijskristallen te zwaar zijn om omhooggestuwd te worden valt er wel neerslag.

  • Is de temperatuur onder de wolk hoger dan 0 graden Celcius dan valt er regen, hagel of sneeuw.
  • Vallen de druppels door een luchtlaag die onder het vriespunt ligt, dan raken de druppels onderkoeld.
  • Komen de onderkoelde druppels op een bevroren oppervlakte dan ontstaat ijzel

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Wanneer valt er sneeuw?
  • Bij een temperatuur van -12 graden Celsius in de wolk, rijpt de waterdamp tot kristallen.
  • Hierbij zijn ook kristallisatiekernen (bv stofdeeltjes) nodig.
  • De ijskristallen groeien uit tot sneeuwvlokken.
  • Als ze zwaar genoeg zij vallen ze naar beneden.
  • Alleen bij een lage temperatuur blijven de kristallen bestaan, anders smelten ze en valt er regen.

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Wanneer valt er hagel?
  • Hagelsstenen ontstaan op grote hoogte.
  • Hier zijn sterke daal- en stijgstromen die de kristallen meevoeren.
  • Als ze in het deel van de wolk komen waar de temperatuur 0 graden Celcius is, dan groeien de kristallen aan  (onderkoelde waterdruppels).
  • De ijskorrels worden uiteindelijk zo zwaar dat ze naar beneden vallen

Slide 27 - Tekstslide

Leerdoelen behaald?

  • Ik ken de fasen en de overgangen van water in de atmosfeer 
  • Ik weet hoe wolken ontstaan
  • Ik weet wat condensatiekernen zijn
  • Ik weet wat het dauwpunt is
  • Ik weet hoe regen, sneeuw en hagel ontstaan

Slide 28 - Tekstslide

Even herhalen: In welke drie fasen komt water voor in de atmosfeer?

Slide 29 - Open vraag

Hoe heet de overgang van de vaste fase naar de vloeistoffase?
A
Smelten
B
Stollen
C
Sublimeren
D
Condenseren

Slide 30 - Quizvraag

Huiswerk
  • Doornemen: LessonUp en maken vragen. LET OP: de LessonUps tellen uiteindelijk mee als SO-cijfer!
  • Verder met het weerstation bouwen/meten
  • Voor het verslag: de onderzoeksvragen van 6.3 alvast beantwoorden

Slide 31 - Tekstslide

Wat vond je van deze les?

😒🙁😐🙂😃

Slide 32 - Poll