H3 Onderzoek doen

Donderdag 16 december
  • Antibiotica spel
  • Bespreken 3.1: Waarneming, je eten bederft
  • Maken de opdrachten 3.1
  • Lezen en samenvatten(of een spiekbriefje maken) 3.2
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nask / BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 6 videos.

Onderdelen in deze les

Donderdag 16 december
  • Antibiotica spel
  • Bespreken 3.1: Waarneming, je eten bederft
  • Maken de opdrachten 3.1
  • Lezen en samenvatten(of een spiekbriefje maken) 3.2

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

HET VERHAAL: “Sandra is al een tijdje ziek en gaat naar de dokter. Haar moeder staat erop dat de dokter haar een antibioticakuur voorschrijft. De dokter weet echter niet precies wat voor ziekteverwekker het meisje ziek maakt. Daarom schrijft hij een zogenaamde cocktail voor, een kuur bestaande uit vier soorten antibiotica die verschillende onderdelen van een bacterie stoppen of remmen.”

“Jullie zijn de microben die in Sandra’s lichaam leven. De meesten van jullie zijn goedaardig en erg belangrijk voor je gezondheid. Maar... sommigen onder jullie zijn ziekteverwekkers! Iedereen met een microbe met zwarte stippen is een ziekteverwekker.”

Slide 3 - Tekstslide

1. Het eerste antibioticum dat aanslaat is Lincomycine. Deze stof bindt met het 50S-ribosoom en voorkomt eiwitsynthese. Het 50S-ribosoom ziet er zo uit (afbeelding B). Hierdoor kan de bacterie veel eiwitten die essentieel zijn voor
z’n voortbestaan niet meer maken. Alle bacteriën die deze ribosomen hebben gaan dood. Jullie mogen dus gaan zitten. Helaas voor de patiënt heeft de ziekteverwekkende bacterie deze ribosomen  en overleeft hij het antibioticum.

Slide 4 - Tekstslide

2. Maar er zitten nog meer antibiotica in de kuur. Het tweede antibioticum dat aanslaat is een zogenaamde type 1 pilus-inhibitor. Deze stof voorkomt de aanleg van pili, oftewel de bacteriehaartjes (afbeelding C). De ziekteverwekker heeft deze eigenschap echter ook niet en leeft dus nog steeds.

Slide 5 - Tekstslide

3. Het derde antibioticum uit de kuur die aan de slag gaat is Cefixime. Deze stof  debouw van de celwand van gram-negatieve bacteriën.De  E.coli is een gram-negatieve bacterie, duidelijk te zien aan z’n veel dikkere celwand (afbeelding D) en kan hier dus slecht tegen

Slide 6 - Tekstslide


De ziekteverwekker is nu dood, maar we zijn nog niet klaar. De kuur bestond namelijk uit vier verschillende soorten antibiotica.

4. Het laatste antibioticum is . Deze voorkomt de bouw van flagellen (afbeelding E). Alle microben met deze flagellen zijn nu dood.

Slide 7 - Tekstslide

Maar... zoals veel mensen vaak doen is ook dit meisje na een paar dagen gestopt met de kuur, omdat ze zich eigenlijk wel weer beter voelde. Hierdoor zijn niet alle ziekteverwekkers dood. Te vroeg stoppen met een kuur kan leiden tot ongevoelige (resistente) bacteriën. Een antibioticum werkt de volgende keer niet meer tegen deze ziekteverwekker.

5. Iedereen die een gele celkern op zijn kaart heeft mag weer gaan staan!

Slide 8 - Tekstslide

De ziekteverwekker is echter niet de enige die nog in leven blijft. Er is één groep met een afbeelding op zijn kaart (afbeelding G) die niet lijkt op de 
afbeeldingen op een van de andere kaarten. Dit komt omdat
zij een virus zijn. En antibiotica werken niet tegen virussen.


RESULTAAT: Het resultaat van het spel is dat er, door het te vroeg 
stoppen met de kuur, nog steeds ziekteverwekkers in leven zijn. De kans is erg groot dat deze ziekteverwekkers ongevoelig worden voor de antibiotica. Mocht het meisje nu opnieuw ziek worden, dan heeft het innemen van dezelfde antibiotica kuur geen zin meer.

Daarnaast zijn ook virussen nog in leven. Wanneer je dus verkouden bent of een griepje hebt (ziektes die veroorzaakt worden door virussen) heeft het innemen van antibiotica dus geen zin. Sterker nog, het doodt je lichaamseigen bacteriën. Bacteriën die je hard nodig hebt!

Slide 9 - Tekstslide

Hoofdstuk 3
3 onderdelen:
* meer theorie over schimmels, bacteriën, virussen (in relatie tot voedselbederf), aanvullend op H2.
* theorie over membraantransport dieren en planten
* vaardigheden: hoe voer ik een wetenschappelijk onderzoek uit.
Toets: PO in periode 2 + SE volgend jaar

Slide 10 - Tekstslide

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
3.1 Waarneming: je eten bederft

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Slide 13 - Video

Slide 14 - Video

Voedselbederf
3 soorten verontreiniging:
Fysisch - glas of plastic
Chemisch - hormonen of gifstoffen
Biologisch - micro-organismen

Bacteriën, schimmels -> heterotroof

Slide 15 - Tekstslide

Risico's van besmet voedsel
Voedselinfectie - micro-organismen in het voedsel
Voedselvergiftiging - toxinen (gifstoffen) gemaakt door micro-organismen

Voedselvergiftiging kan ook door chemische verontreiniging optreden

Slide 16 - Tekstslide

Doel 3.1
Je leert wat de oorzaak is van voedselbederf
Je leert hoe je ziekteverwekkende bacteriën en schimmels herkent
Je leert de kenmerken van een virus 
Je leert hoe bacterien, schimmels en virussen zich vermeerderen
Je leert hoe je kunt voorkomen dat bacteriën en schimmels voedsel bederven

Slide 17 - Tekstslide

Voedselinfectie
Je voedsel kan bederven doordat het geïnfecteerd wordt door micro-organismen: schimmels of bacteriën.

Micro-organismen: kun je niet zien met het blote oog. Vaak wel met een lichtmicroscoop. 

Slide 18 - Tekstslide

Voedselinfectie
Schimmels of bacteriën die op voedsel gaan zitten zijn heterotroof.

Ze zijn voor hun organische stoffen afhankelijk van andere organismen.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Voedselinfectie
Schimmels of bacteriën in voedsel kunnen gifstoffen produceren: voedselvergiftiging.

Slide 22 - Tekstslide

Bacteriën
Vermeerderen zich
door ongeslachtelijke 
voortplanting (mitose) 
bij gunstige omstandigheden.
Alle bacteriën in een kolonie zijn genetisch identiek aan elkaar, ze zijn elkaars klonen.

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Bacteriën
Onder ongunstige
omstandigheden vor-
men ze sporen.
In een spore staan de levensprocessen stil. De spore vormt weer een levende bacterie als de omstandigheden weer goed zijn.

Slide 25 - Tekstslide

Wat zijn ongunstige omstandigheden voor bacteriën? Noem er minstens 2!

Slide 26 - Open vraag

Schimmels
Vormen lange draden
van 1 cellaag dik.
Die schimmeldraden heten
mycelium.
Schimmels kunnen zich ongeslachtelijk en geslachtelijk voortplanten.

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

Bacteriën en schimmels herkennen

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

Bacteriën en schimmels herkennen

Laten groeien op een voedingsbodem.
  • Uiterlijk blote oog/ lichtmicroscoop
  • Op welke voedingsbodem groeien ze wel/ niet
  • DNA

Slide 31 - Tekstslide

Virussen

Slide 32 - Tekstslide

Virussen
Erfelijk materiaal (RNA
 of DNA) in een
eiwitmantel.
Ze vermeerderen met behulp van een gastheercel.

Leven ze?

Slide 33 - Tekstslide

Voedselinfectie voorkomen
Je voedsel kan bederven doordat het geïnfecteerd wordt door micro-organismen: schimmels of bacteriën.

Hygiënisch werken: 
  • handen wassen
  • kruisbesmetting voorkomen (scheiden)

Slide 34 - Tekstslide

Doel 3.1
Je hebt geleerd wat de oorzaak is van voedselbederf
Je hebt geleerd hoe je ziekteverwekkende bacteriën en schimmels herkent
Je hebt de kenmerken van een virus geleerd
Je hebt geleerd hoe bacterien, schimmels en virussen zich vermeerderen
Je hebt geleerd hoe je kunt voorkomen dat bacteriën en schimmels voedsel bederven

Slide 35 - Tekstslide

Begrippen 3.1
verontreiniging, micro-organismen, heterotroof, organische stoffen, voedselinfectie, voedselvergiftiging, bacteriën, ongeslachtelijke voortplanting, kolonie, klonen, sporen, schimmels, extracellulair, mycelium, geslachtelijke voortplanting, lichtmicroscoop, voedingsbodems, DNA, virussen, erfelijk materiaal, eiwitmantel, gastheercel, hygiëne 


Slide 36 - Tekstslide