Les 7: Reptielen en amfibieën herhaling

 Parkdieren
Reptielen en amfibieën


1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
DierverzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

 Parkdieren
Reptielen en amfibieën


Slide 1 - Tekstslide

Wat zou je doen als je een jaar vrij kreeg zonder verplichtingen?
A
De wereld rondreizen
B
Een eigen bedrijf starten
C
Alleen maar chillen en series kijken
D
iets nieuws leren zoals een instrument

Slide 2 - Quizvraag

Wat neem je als eerste mee naar een onbewoond eiland
A
Een eindeloze voorraad snacks
B
Een goed boek
C
Mijn telefoon
D
Een multitool of survivalkit

Slide 3 - Quizvraag

Welke superkracht zou je het liefst hebben
A
Onzichbaar zijn
B
Tijd kunnen terugdraiien
C
Teleporteren
D
Gedachten lezen

Slide 4 - Quizvraag

Hoe ontspan jij het beste
A
Netflix of gamen
B
Sporten
C
Uitgaan met vrienden
D
Lekker niksen

Slide 5 - Quizvraag

Wat eet je het liefst
A
Pizza
B
Friet
C
Taart
D
Noedels

Slide 6 - Quizvraag

Welke bijbaan zou jij het liefst hebben
A
Barista
B
Call center
C
Werken bij festivals
D
Supermarkt

Slide 7 - Quizvraag

Wie ben jij in een groep?
A
De grappenmakenr
B
De stille observator
C
De organisator
D
De sfeermaker

Slide 8 - Quizvraag

WElke socialmedia gebruik jij het meest?
A
Instagram
B
Tiktok
C
Snap
D
Hyves

Slide 9 - Quizvraag

Wat zou jij doen met 10.000,00 euro
A
op reis gaan
B
Sparen
C
Nieuwe laptop en telefoon kopen
D
Alles uitgeven aan kleding

Slide 10 - Quizvraag

Welk vak vind jij het minst leuk?
A
Wiskunde
B
Nederlands
C
Engels
D
LOB

Slide 11 - Quizvraag

Theorie

Slide 12 - Tekstslide

Wie leggen lederachtige eieren?
A
amfibieën
B
reptielen
C
kippen
D
vogels

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

Orde reptielen

Slide 15 - Tekstslide

Tot welke familie behoort de skink?
A
slangen
B
hagedissen
C
schildpadden
D
krokodilachtigen

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

Orde amfibieën

Slide 18 - Tekstslide

Reptielen
Amfibieën
Kikkers
Padden
Salamanders
Krokodil-
achtigen
Hagedissen
Slangen
Schild-padden
Brughagedissen

Slide 19 - Sleepvraag

Noem een voordeel van koudbloedig zijn.
(t.o.v. warmbloedig)

Slide 20 - Woordweb

Koudbloedig 
Voordelen
Nadelen
Minder afhankelijk van voedsel als energieleverancier voor lichaamswarmte.
Kan niet jagen als hij niet warm is en dus geen voedsel verzamelen.
Leven in een voedselarm gebied is voor reptielen niet zo'n probleem.
Is afhankelijk van omgevingstemperatuur/zon om op temperatuur te komen.
Kan tegen grote temperatuurschommeling.

Slide 21 - Tekstslide

Wanneer worden de bloedvaten van een hagedis die dicht onder de huid zitten wijder? En waarom?

Slide 22 - Woordweb

Temperatuur regelen
Zonnebaden
- Sommige soorten  kunnen het lichaam plat maken om zo veel mogelijk zon op te nemen.
- Bloedvaten dicht bij de huid worden wijder tijdens het zonnen.
-  sommige soorten kunnen donkerder worden waardoor ze
meer zon opnemen.

Slide 23 - Tekstslide

Noem een verschil tussen reptielen en amfbieën.

Slide 24 - Open vraag

Verschil reptielen & amfbieën
Reptiel
Amfibie
Droge huid met hoornachtige schubben en laat weinig of geen vocht door.
Dunne niet met schubben bedekte huid met veel klieren om de huid vochtig te houden.
(de meeste) leven op het land.
Leven deels in het water en deels op het land.
Leggen kalkachtige eieren (leer) die niet in het water gelegd hoeven te worden.
Leggen eieren in het water en hebben geen harde schaal.
Groeien in een vochtige omgeving in het ei zelf.
Dieren uit het ei zijn geheel gevormd.
Kennen geen metamorfose of larve stadium. 
Komen als larven uit het ei, maken later een gedaantewisseling door.

Slide 25 - Tekstslide

Waarom houden reptielen een winterslaap?
A
omdat ze moe zijn
B
om te schuilen voor de vijand
C
omdat ze zonder warmte niet goed kunnen functioneren
D
omdat ze niet van kou houden

Slide 26 - Quizvraag

Winterslaap
  • Koudbloedig = afhankelijk van de temperatuur van de omgeving.
  • Daling hartslag, ademhaling,  lichaamstemperatuur en  spijsvertering.
  • Kan tot 6 maanden duren.
  • Stimulans voor paring en om de aanmaak van eitjes te activeren.
  • Wel of niet in rust = afhankelijk van het soort en het klimaat.

In gevangenschap in rust brengen (wel juiste conditie!)
                                                                                                --> temp. langzaam afbouwen
                                                                               uit rust --> temp. langzaam opbouwen

Slide 27 - Tekstslide

Huid van amfibieën
  • kwetsbare, dunne huid --> niet zomaar oppakken!
  • sterke doorbloeding en waterdoorlatend --> drinken niet
  • opname van zuurstof en afvoer van koolstofdioxide
  • vervellen (meestal in de nacht), eten de vervelling op
  • kan van kleur veranderen (niet bewust):
         - beïnvloed door het weer (temp. luchtvochtigheid)
         - donkerder bij stress, ziekte of bedreiging

In de schemer/nacht actief om de warmte van de zon te vermijden.


Slide 28 - Tekstslide

Ademhaling van amfibeën
  • Huidademhaling
  • Longademhaling
  • Keelademhaling
  • Kieuwen

Meeste salamanders geen longen.



Slide 29 - Tekstslide

Op welke manieren kunnen
amfibieën ademhalen?

Slide 30 - Woordweb

0

Slide 31 - Video

Waarvoor dient de kwaakblaas?
A
als lokroep
B
voor de ademhaling
C
om te imponeren

Slide 32 - Quizvraag

Kan een kikker zonder kwaakblaas ook kwaken?
A
ja, het versterkt alleen het geluid
B
nee, deze kunnen niet kwaken (de vrouwtjes)

Slide 33 - Quizvraag

Hoe zou een amfibië zichzelf kunnen verdedigen?

Slide 34 - Woordweb

Slide 35 - Video

Verdediging van amfibieën
  • Camouflage
  • Vluchten
  • Stilzitten en dood houden
  • Bluf- of dreiggedrag
  • Schrikkleuren
  • Gif 





Slide 36 - Tekstslide

Gezichtsvermogen reptielen









knipvlies nijlkrokodil om onder water te kijken
Hagedissen
Krokodilachtige en waterschildpadden
Slangen
Ontwikkeling
goed 
matig
(beweging dichtbij wordt goed gezien, maar niet scherp)
slecht
(beweging dichtbij wordt gezien. boomslangen zien beter)

Slide 37 - Tekstslide

Gehoor en waarneming trillingen reptielen
Hagedissen en overig
Waterreptielen
Slangen
Ontwikkeling
matig
matig tot goed
(kunnen ook erg goed trillingen waarnemen)
slecht
(horen enkel erg lage frequenties maar kunnen er goed trillingen waarnemen)

Slide 38 - Tekstslide

Orgaan van Jacobson
= Klein gaatje in het gehemelte met zenuwen dat direct in verbinding staat met de hersenen.
     --> tong neemt geurstoffen op en brengt die naar het
        orgaan van Jacobson

Niet bij alle reptielen even sterk ontwikkeld.

Schildpadden hebben er geen.

Het sterkst ontwikkeld bij slangen en varanen. 




Slide 39 - Tekstslide

Wat is de functie van het orgaan van Jacobson?
A
proeven
B
ruiken
C
horen
D
zien

Slide 40 - Quizvraag

Mannetjes slangen zijn over het algemeen kleiner dan de vrouwtjes slangen.
A
waar
B
niet waar

Slide 41 - Quizvraag

Voortplanting reptielen
- Bevruchting vind plaats na een paring.
- Vrouwtjes kunnen sperma opslaan om later nog te gebruiken.
- Eierleggend.
- Geen broedzorg --> meteen zelfstandig 
     (behalve krokodillen en bepaalde slangen)
- Hemipenis = 2delig geslachtsorgaan
    (behalve krokodillen en schildpadden)




Slide 42 - Tekstslide

Metamorfose kikkers

Slide 43 - Tekstslide

Geslachtsbepaling - slangen
  • Sonderen (holle naald, man er verder in dan vrouw)
  • Poppen (jonge leeftijd, hemipenis 'eruit drukken')
  • Schieten (jonge leeftijd 'ballen voelen')
  • Kijken naar uiterlijke kenmerken   
         (mannetje dikkere en langere staart)

Slide 44 - Tekstslide

Wat is de meest betrouwbaarste manier om het geslacht van een slang te bepalen?
A
sonderen
B
poppen
C
schieten
D
kijken naar uiterlijke kenmerken

Slide 45 - Quizvraag

Geslachtsbepaling - hagedissen
Kijken naar uiterlijke kenmerken. Zoals;
- mannen grotere dijklieren (leguanen en agamen)
- mannen klieren bij de anaalschub (gekko's)
- mannen vergrote schubben aan beide kanten van de cloaca (teju's en varanen)
- mannen sporen op de achterpoten, soort extra teentje (kameleons) 
- mannen meer kleur of gezichtversiering, zoals hoorns of extra grote helm (kameleon)
- mannen uitstulpingen (bobbels) van de hemipenis (baardagaam)

Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Tekstslide

Geslachtsbepaling - landschildpadden

Slide 48 - Tekstslide

Hoe zie je het verschil tussen een mannetjes en een vrouwtjes kameleon?
A
de mannetjes hebben grotere dijklieren
B
de vrouwtjes hebben grotere dijklieren
C
mannetjes hebben een extra teentje
D
vrouwtjes hebben een extra teentje

Slide 49 - Quizvraag

Hoe zie je het verschil tussen een mannetjes en vrouwtjes landschildpad?

Slide 50 - Open vraag