Beeldende kunst

Beeldende kunst
beschouwen
1 / 71
volgende
Slide 1: Tekstslide
kunstSecondary Education

In deze les zitten 71 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 5 videos.

Onderdelen in deze les

Beeldende kunst
beschouwen

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Wat is beeldende kunst?

Het woord beeld - afbeelding
Beeldverhaal - Beelden hebben een betekenis.

Beeldende vorming is het leren omgaan met beeldende taal.
Afhankelijk van cultuur.

sub disciplines; schilderijen, tekeningen, film, beeldhouwwerk – vrije kunst (autonoom)



Slide 3 - Tekstslide

toegepaste beeldende vormgeving (gebruiksfunctie); architectuur, grafische vormgeving, design.
In de 20e eeuw vervaagden de grenzen tussen alle verschillende disciplines, soms zijn meerdere technieken gebruikt of disciplines zijn samen gesteld.

Slide 4 - Tekstslide

Verschillende vormen van beeldende kunst

Een kunstwerk kan 2d, 3d of een combinatie zijn.
Het kan miniscuul klein zijn of zich uitstrekken over een landschap.
Het kan realistisch zijn of juist abstract.
Een kunstwerk kan een toepassing hebben, of juist niet.


Slide 5 - Tekstslide

Een kunstwerk kan op verschillende manieren worden gemaakt met bepaalde materialen en technieken.
De laatste jaren zijn die mogelijkheden enorm uitgebreid door de computer.
Want ook websites, beeldmanipulaties en 3D Media vallen onder de beeldende kunst.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Schilderkunst, waarbij een beeld gemaakt wordt door te schilderen

Slide 8 - Tekstslide

Textiel, het gaat hierbij om geknoopte tapijten, geweven stukken, vilt, hoeden of kleding

Slide 9 - Tekstslide

Grafische kunst, het gaat hierbij om prenten, druktechnieken, grafische vormgeving en illustraties

Slide 10 - Tekstslide

Fotografie, afbeeldingen die zijn vastgelegd met behulp van een fototoestel, al dan niet bewerkt

Slide 11 - Tekstslide

Film is bewegend beeld, al dan niet met tekst. Film kan op zichzelf staan of onderdeel uit maken van een installatie

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Beeldhouwkunst, dit is 3d. Het kan zijn dat een beeld uit steen of een ander materiaal gehouwen is, of het beeld kan gevormd zijn uit een beweeglijke massa zoals klei of gips.

Slide 14 - Tekstslide

Business-art kunstzinnige dialoog met bedrijfsleven, het gaat hierbij vaak om reclames

Slide 15 - Tekstslide

Bodyart tatoeages, piercings, scars, implantaten

Slide 16 - Tekstslide

Collages, bestaande afbeeldingen worden verwerkt tot een nieuw beeld

Slide 17 - Tekstslide

Assemblage is een collage met ruimtelijke voorwerpen.

Slide 18 - Tekstslide

Installatie kan gezien worden als een 3d collage, verschillende voorwerpen vormen een nieuw geheel

Slide 19 - Tekstslide

Land art, een landschap wordt gebruikt als canvas voor het maken van grote voorstellingen

Slide 20 - Tekstslide

Digitale kunst, internetvormgeving, netart, animatie, virtuele werelden, met de komst van de computer nemen de mogelijkheden toe

Slide 21 - Tekstslide

Performance, dit is een actie, om mensen aan het denken te zetten. Een performance is een momentopname. De kunstenaar en wat hij doet is het kunstwerk. Het werk wordt vaak vastgelegd op foto of video.

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Projectie, lichtkunst, interieur- en exterieur belichting

Slide 24 - Tekstslide

Sound art, vermenging van geluid/muziek met beeldende kunst

Slide 25 - Tekstslide

De Inhoud
Beeldend werk kan verwijzen de werkelijkheid of juist niet.
Kunstenaar – boodschap, evt. symbolen.
Kijker kan een ander betekenis geven aan het werk.


Slide 26 - Tekstslide

Realistisch/figuratief: de afbeelding heeft een herkenbare voorstelling
Non-figuratief of abstract: de afbeelding heeft een niet herkenbare voorstelling (het gaat om de ordening van de beeldende middelen)
Geabstraheerd: is een tussenvorm tussen figuratief en abstract

Slide 27 - Tekstslide

Beeldaspecten
Kijken naar beelden doen we aan de hand van bepaalde elementen, ook wel beeldaspecten genoemd. Elk van deze aspecten heeft eigen kenmerken en kent weer een verscheidenheid aan begrippen, we zullen ze een voor een behandelen zodat je ze kunt herkennen.

Slide 28 - Tekstslide


Een figuratieve afbeelding is gemakkelijker te lezen dan een geabstraheerde of volledig abstracte afbeelding, dit vraagt meer van de beschouwer.

Slide 29 - Tekstslide

Licht

Licht is om te zien en voor sfeer.
- Natuurlijk licht
- Kunstlicht

Het licht bepaalt ook hoe de afbeelding over komt:
- Direct licht
- Indirect licht

Slide 30 - Tekstslide

Gevolgen van licht zijn eigen schaduw en slagschaduw.
Het licht verhoudt zich ook tot de beschouwer van het werk:
- Meelicht
- Tegenlicht
- Zijlicht komt van opzij.

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Door licht zie je schaduw:
Eigen schaduw
De slagschaduw
Strijklicht
Door de licht en schaduwwerking krijgt je plasticiteit.

Slide 35 - Tekstslide

Kleur en contrasten

Kleuren zijn overal, bijv: materiaalkleur.
Monochroom kleurgebruik is met een kleur, polychroom meerdere kleuren.
Kleur is afkomstig van pigment en sfeerbepalend.

Slide 36 - Tekstslide

De natuurkundige Newton deed veel onderzoek op het gebied van kleuren. Hij ontdekte de spectrumkleuren, primaire en secundaire kleuren. Door het mengen verliezen kleuren steeds meer hun kleurkracht. Ze worden minder sprekend.

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Video

Kleur- kleur contrast
Het meest eenvoudige kleurcontrast ontstaat wanneer zuivere kleren naast elkaar gebruikt worden, waarbij het grootste verschil bestaat tussen de primaire kleuren, rood, geel en blauw.

Slide 39 - Tekstslide

Licht-donker contrast
Wanneer een lichte kleur omgeven is door donker, valt deze meer op dan wanneer deze zich tussen andere lichte kleuren bevindt.

Slide 40 - Tekstslide

Warm-koud contrast
De kleuren met rood, worden ook wel de warme kleuren genoemd. De kleuren met blauw, zijn de koude kleuren. Door warme en koude kleuren naast elkaar te zetten, wordt het contrast tussen de twee vergroot. Dit contrast kan ook gebruikt worden om atmosferisch perspectief te creëren.

Slide 41 - Tekstslide

Complementair kleurcontrast
Het grootste kleurcontrast bestaat tussen de kleuren die tegenover elkaar in de kleurencirkel liggen, deze versterken elkaar hevig. 

Slide 42 - Tekstslide

Kwantiteitscontrast
Het kwantiteitscontrast betekent dat er een groot verschil kan ontstaan door de kleuren in verschillende hoeveelheden te gebruiken. Bijvoorbeeld door twee kleine vlakjes
blauw in een groot oranje veld toe te passen.

Slide 43 - Tekstslide

Simultaancontrast
Kleuren kunnen elkaar ook beïnvloeden. Omdat het contrast tussen complementaire kleuren het grootst is, kan een grijs blokje in een groot rood vlak kan enigszins groenig aan doen, terwijl bij het afdekken van het rood zal blijken dat er geen groen in zit.

Slide 44 - Tekstslide

Kwaliteitscontrast
Hoe puurder de kleur, hoe krachtiger. Kleuren nemen aan kracht af door ze te mengen met zwart of wit, dit beïnvloedt de kwaliteit van de kleur. 

Slide 45 - Tekstslide

Ruimte

3d – ruimte
2d - ruimtesuggestie
Een is in het midden, de achtergrond is plat, maar de vormen komen deels uit de basis naar voren.

Slide 46 - Tekstslide

Diepte in een voorstelling kan gesuggereerd worden door:
  • Afsnijding
  • Afplatting
  • Lijnperspectief
  • Verschil in grootte
  • Lichtdonker contrast
  • Dieptescherpte
  • Kleurperspectief
  • Atmosferisch perspectief

Slide 47 - Tekstslide

Textuur

De textuur is de oppervlaktekwaliteit van een voorwerp. Dit bepaalt in hoeverre licht gereflecteerd wordt.
Soms wordt textuur als synoniem voor structuur gebruikt.
Bij schilderijen zijn op de voorgrond meer gedetailleerde texturen te zien dan op de achtergrond; ruimtesuggestie.

Slide 48 - Tekstslide

Vorm
Vormsoorten:
  • 3D
  • 2D
  • Geometrische/ wiskundige vormen
  • Organische vormen
  • Enkelvoudige vormen
  • Samengestelde vormen

Slide 49 - Tekstslide

Ook vormen kunnen contrasteren, de belangrijkste vormcontrasten zijn:
  • geometrische – organische vormen
  • enkelvoudige - samengestelde vormen
  • positief- negatief (restvorm)
  •  duidelijk – vaag

De contour is de omtrek, de begrenzing van de vorm.


Slide 50 - Tekstslide

Compositie
De manier hoe die beeldaspecten zijn geordend is de compositie.
Compositie is bepalend voor indruk werk.
In bepaalde tijden bestond een voorkeur voor harmonisch evenwicht (oudheid en renaissance), in andere weer voor een dynamische opstelling (barok en romantiek).

Slide 51 - Tekstslide

In onze tijd verschilt de voorkeur per kunstenaar.
Wel geldt dat naarmate het element voorstelling minder belangrijk wordt, het element compositie des te meer nadruk krijgt.

Slide 52 - Tekstslide

De volgende compositievormen zijn er te onderscheiden:
  • Verticaal compositie
  • Horizontaal compositie
  • Driehoeks compositie
  • Centrale compositie
  • Over-all-compositie
  • Symmetrische compositie
  • A- symmetrische compositie

Slide 53 - Tekstslide

Beweging:
Feitelijke beweging of bewegingssuggestie
Bij kinetische kunst beweegt een object. In een schilderij/ reliëf wordt beweging gesuggereerd door ritme en herhaling of door de voorstelling.
Bij performance art is het kunstwerk een actie door de kunstenaar uitgevoerd. De uitvoering is het eigenlijke kunstwerk. Soms worden de handelingen opgenomen.

Slide 54 - Tekstslide

De grens tussen de kunstdisciplines vervaagt hier, net als bijvoorbeeld bij videokunst en film. Hier wordt een videoapparaat ingezet om bewegende beelden te hebben. De computer kan gebruikt worden om de beelden te manipuleren. 

Slide 55 - Tekstslide

Zijn er zo ver vragen?

Slide 56 - Open vraag

Huiswerkopdracht- beeldanalyse
Het beschouwen van de kunst betekent dat je de kunst zo gaat bekijken zodat je een goed oordeel kunt geven over de kwaliteit van het werk, wat de kunstenaar wil vertellen, welke sfeer het uitademt en uit welke periode het stamt. Om dit te kunnen moet je niet alleen goed kunnen kijken maar ook Beeldende Begrippen kennen. Deze zijn je uitgelegd, maar kun je ook verder opzoeken. Met behulp van deze beeldende begrippen en onderstaande vragen ga je een schilderij of sculptuur beschouwen dat jou aanspreekt. Wanneer je onderstaande vragen hebt beantwoord heb je een beeldanalyse gemaakt van het kunstwerk. Geef aan waarom je het werk gekozen hebt.

Slide 57 - Tekstslide

Feitelijke gegevens

Wat is de titel van het kunstwerk?
Welke kunstenaar heeft dit werk gemaakt?
Hoe groot is het werk?
Uit welk jaar komt het werk?
Wat voor werk is het? Schilderij; tekening beeldhouwwerk; foto; video?

Slide 58 - Tekstslide

Voorstellingsaspecten
Beschrijf in het kort wat er op de voorstelling te zien is.

Slide 59 - Tekstslide

Beeldaspecten (vormgeving)
Kleur

Hoe is er met KLEUR gewerkt in dit beeld? Bijv. bont, effen, rustig, wild, kleurcontrast, complementaire kleuren, koude/warme kleuren, licht/donker contrast, primaire, secundaire, kleuren, heldere kleuren, donkere kleuren; zijn er opvallende restvormen? Welke sfeer ontstaat er door het kleurgebruik (wat is het effect)? Is er sprake van symbolisch, expressief, impressief of realistisch kleurgebruik?

Slide 60 - Tekstslide

Vorm

Welke VORMEN zie je in dit werk? En waarom zijn de vormen zo gebruikt? realistisch, abstract, klein, groot, rond, hoekig, geometrisch, organisch, volume, plat, expressief, naar de waarneming, abstract, open, gesloten, restvorm, vormrijm, symmetrisch, asymmetrisch enz.
Is het werk 2 of 3-dimensionaal? Hoe groot is het werk en heeft dit effect op de beleving?
Wat voor kader is het (liggend, staand, rond, vierkant)?

Slide 61 - Tekstslide

Compositie

Hoe ziet de compositie eruit? (Driehoek, centraal, diagonaal, piramidaal, over-all, symmetrisch, asymmetrisch) en geef aan waarom je dat denkt.
Zijn er onderdelen die opvallen? (Aandachtspunten); is er nadruk op een bepaald richting in het beeld? Is het beeld (on)evenwichtig/ (a-)symmetrisch van opbouw?
Is er sprake van herhaling, ritme, enz.?

Slide 62 - Tekstslide

Maak een SCHETS (dus geen uitgewerkte tekening !!!) van dit beeld:

Bij het schetsen letten op:
  • de juiste verhoudingen binnen het kader
  • de juiste verhoudingen op de juiste plaats
  • de nadruk leggen op opvallende contourende kleurverdeling in het vlak.
  • de nadruk leggen op opvallende richtingen
  • licht-donker verdeling in het vlak
  • de grondvorm van de compositie 

Slide 63 - Tekstslide

Ruimte

Is er sprake van ruimte en hoe ontstaat deze? Afsnijding, ruimtewerking, atmosferisch perspectief, kikvorsperspectief, vogelvluchtperspectief, lijnperspectief, verkleining, verkorting, schaduwwerking, overlapping, ruimtelijk, ruimtesuggestie, volume, enz.

Slide 64 - Tekstslide

Licht

Is er sprake van licht en welk soort licht? (Natuurlijk of kunstlicht)
Van welke kant komt het licht? (Tegenlicht, meelicht, zijlicht, strijklicht etc.)
Wat voor gevolgen heeft dit licht en waar zie je dat? (Slagschaduw, eigen schaduw, weerspiegeling, clair obscur enz.)

Slide 65 - Tekstslide

Techniek en materiaal

Kun je zien welke materialen er gebruikt zijn? Bijv. olieverf, aquarel, gouache, metaal, steen, brons, klei/ keramiek, textiel, foto’s, video, enz.
En hóé zijn ze gebruikt? Bijv.: textuur, stofuitdrukking; structuur; dun, fijn, glad, dik, grof, ruw, doorzichtig, dekkend, enz.

Slide 66 - Tekstslide

Achtergrondinformatie

Kunststroming & Tijdsbeeld
Weet je misschien al in welke stijl/ stroming dit werk past?
Aan welke stijlkenmerken kun je dat dan zien? Beschrijf aan de hand van vorm, kleur, materiaal, techniek, compositie en jaartal waarin het kunstwerk gemaakt is bij welke stroming het volgens jou past.

Slide 67 - Tekstslide

Kunstenaar

Vertel iets over de kunstenaar; wie is/was hij/zij, wanneer leefde hij/zij en hoe ziet zijn/haar verdere oeuvre eruit?

Slide 68 - Tekstslide

Invloed

Wat is de invloed van dit kunstwerk geweest op latere kunstenaars en/of kunststromingen?
Zijn er aanwijsbare “citaten” terug te vinden? 

Slide 69 - Tekstslide

Conclusie
Noem vier opvallende elementen uit het werk (wat betreft de beeldelementen)
Welke indruk geeft dit werk of: wat straalt dit schilderij/ beeld/ object uit? Beschrijf de sfeer, de uitdrukkingsvorm (figuratief, abstract, expressief, ingetogen, enz.), de indruk die het werk op jou maakt: koel, warm, heftig, rustig, saai, mooi, indrukwekkend...maar: beschrijf vooral WAAROM je dat zo ervaart, door welke elementen komt dat?!
Wat denk je dat de kunstenaar met dit werk wil uitdrukken of zeggen? waar kun je dit uit afleiden? (Denk aan titel, sfeer, voorstelling enz.)
Wat vind jij nú, na afloop van het beantwoorden van alle voorgaande vragen, van dit beeld? en waarom vind je dat? Is je mening verandert na de extra kennis die je erover hebt opgedaan?
Heb je al meer werk van deze kunstenaar gezien? (Zo ja: lijkt dit werk op het andere werk dat je gezien hebt?)

Slide 70 - Tekstslide

Bronnen

Geef duidelijk aan welke bronnen je hebt gebruikt. Als het om internetsites gaat, geef dan de gehele site aan.

Slide 71 - Tekstslide