De lente

De lente
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
WereldoriëntatieBasisschoolGroep 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

De lente

Slide 1 - Tekstslide

Waar denk jij aan
bij de lente?

Slide 2 - Woordweb

Aan het einde van deze les kan ik vertellen wat de lente betekent en wat er gebeurt in de lente.

Slide 3 - Tekstslide

Wat is de lente?
De lente is één van de 4 seizoenen. De lente wordt ook wel het voorjaar genoemd. 
Welke seizoenen zijn er nog meer?

Slide 4 - Tekstslide

Welk seizoen komt er voor de lente?
A
zomer
B
winter
C
herfst

Slide 5 - Quizvraag

Wanneer begint de lente?
A
21 maart
B
21 juni
C
21 september
D
21 december

Slide 6 - Quizvraag

In de lente gaan ook de bloemen weer bloeien

Slide 7 - Tekstslide

Welke bloem zie je hier?
A
Paardenbloem
B
Madeliefje
C
Zonnebloem
D
Boterbloem

Slide 8 - Quizvraag

Welke bloem zie je hier?
A
Boterbloem
B
Zonnebloem
C
Paardenbloem
D
Madeliefje

Slide 9 - Quizvraag

Wat weet jij over dieren in de lente?

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Voedsel

Kolibrie

Verhouding

Constant

Nectar

Slide 12 - Tekstslide

Voedsel

Betekenis: Alles wat mensen en dieren eten of drinken om sterk en gezond te blijven.

Voorbeeldzin: Groente en fruit zijn gezond voedsel.

Slide 13 - Tekstslide

Kolibrie

Betekenis: Een heel klein vogeltje met felle kleuren, dat snel met zijn vleugels beweegt en vaak nectar uit bloemen drinkt.

Voorbeeldzin: De kolibrie zweeft in de lucht terwijl hij nectar uit een bloem drinkt.

Slide 14 - Tekstslide

Verhouding

Betekenis: Hoe dingen met elkaar te maken hebben of hoe groot iets is in vergelijking met iets anders.

Voorbeeldzin: Een muis is klein in verhouding tot een olifant.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Constant

Betekenis: De hele tijd, zonder te stoppen.

Voorbeeldzin: De wind blaast constant, het houdt maar niet op!

Slide 17 - Tekstslide

Nectar

Betekenis: Een zoet sapje dat in bloemen zit, waar bijen en kolibries van houden.

Voorbeeldzin: De bij vliegt naar de bloem om nectar te drinken.

Slide 18 - Tekstslide

Hoe heet dit jonge dier?
A
kuiken
B
veulen
C
big
D
lam

Slide 19 - Quizvraag

Hoe heet dit jonge dier?
A
bok
B
kalf
C
lam
D
kuiken

Slide 20 - Quizvraag

Hoe heet dit jonge dier?
A
welp
B
veulen
C
lam
D
kalf

Slide 21 - Quizvraag

Geheime woord

Slide 22 - Tekstslide

Checkpoint

Slide 23 - Tekstslide

Wat weet je nu wel
dat je eerst niet wist?

Slide 24 - Woordweb