Vwo 3 Nectar 11.2 deel 1

Paragraaf 11.2
11
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 11.2
11

Slide 1 - Tekstslide

Deze periode (TW3)
  • Hoofdstuk 11: Voortplanting


Slide 2 - Tekstslide

Deze periode (TW3)

Slide 3 - Tekstslide

Deze periode (TW3)

Slide 4 - Tekstslide


Tijdens de menstruatie wordt het baarmoederslijmvlies:
A
Dikker
B
Dunner

Slide 5 - Quizvraag


Welke proces vindt plaats bij P?
A
Bevruchting
B
Menstruatie
C
Eisprong
D
Innesteling

Slide 6 - Quizvraag

In welke periode heeft menstruatie plaatsgevonden?
A
P
B
Q
C
R
D
Er heeft geen menstruatie plaatsgevonden.

Slide 7 - Quizvraag

Leerdoel 3: Menstruatiecyclus
Menstruatie
Baarmoederslijmvlies verdikt
Ovulatie
Vruchtbare periode

Slide 8 - Sleepvraag

Bij de menstruatie wordt....
A
De bevruchte eicel afgestoten
B
De onbevruchte eicel afgestoten
C
De onbevruchte eicel met al het baarmoederlijmvlies afgestoten
D
Al het onlangs gevormde baarmoederslijmvlies afgestoten

Slide 9 - Quizvraag

Paragraaf 11.1: Man en vrouw

Slide 10 - Tekstslide

Paragraaf 11.2: Bevruchting

Slide 11 - Tekstslide

Menstruatiecyclus

Slide 12 - Tekstslide

Bevruchting

Slide 13 - Tekstslide

Bevruchting eicel

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Link

Bevruchting eicel

Slide 16 - Tekstslide

Klievingsdeling
BiNaS 86E

Slide 17 - Tekstslide

Wat is bevruchting ?
A
als de eisprong plaatsvindt
B
als het eicelletje gaat innestelen in de baarmoeder.
C
de kern van de zaadcel versmelt met de kern van de eicel
D
als de vrouw ongesteld wordt

Slide 18 - Quizvraag

Bij de ontwikkeling van een eicel bevindt de eicel zich in een follikel
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quizvraag

Als een eicel bevrucht wordt, waar is de eicel dan?
A
eierstokken
B
eileider
C
baarmoeder
D
vagina

Slide 20 - Quizvraag


Kan een bevruchte eicel in de eileider van een volwassen vrouw voorkomen? En een onbevruchte eicel?
A
beiden kunnen voorkomen in de eileider
B
alleen een bevruchte eicel kan voorkomen in de eileider, een onbevruchte eicel niet
C
alleen een onbevruchte eicel kan voorkomen in de eileider, een bevruchte eicel niet
D
beiden kunnen niet voorkomen in de eileider

Slide 21 - Quizvraag

Een eicel is .....
A
kleiner dan de zaadcel
B
even groot als een zaadcel
C
groter dan een zaadcel

Slide 22 - Quizvraag

Bij de mens is de eicel groter dan de zaadcel. Dit hangt samen met het feit dat de eicel...

A
een dubbele kern bevat
B
meer erfelijke informatie bevat dan de zaadcel
C
meer reservestoffen bevat dan de zaadcel
D
extra ruimte nodig heeft om de zaadcel te kunnen opnemen

Slide 23 - Quizvraag


  • Lezen 11.2 (5 min!)
  • Maken 11.2: opdracht 1, 2, 4-6, 8-11
Aan het werk

Slide 24 - Tekstslide