1BKT - Spelling H7 - Hoofdletters & leestekens

Spelling hoofdletters en leestekens 
Hoofdstuk 2 paragraaf 2
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Spelling hoofdletters en leestekens 
Hoofdstuk 2 paragraaf 2

Slide 1 - Tekstslide

LESDOEL

HOOFDLETTERS  EN LEESTEKENS

- je weet wanneer je hoofdletters gebruikt

- je kan punten , vraagtekens en uitroeptekens gebruiken

Slide 2 - Tekstslide

Tekst

hallo allemaal welkom bij het onderdeel spelling hoofdletters en leestekens je leert wanneer je een hoofdletter moet plaatsen en wanneer je leestekens moet gebruiken zoals je ziet mist dit hele stuk hoofdletters en punten wat vind jij daarvan leest het makkelijk of leest het juist moeilijk leestekens en
hoofdletters zijn er voor om teksten makkelijker te kunnen lezen dus hoe het hier staat is natuurlijk helemaal fout maar hoe moet het dan wel wanneer plaats je een hoofdletter


Slide 3 - Tekstslide

Waarom is de tekst die je net gezien hebt fout?

Slide 4 - Woordweb

Verschillen in betekenis

- Katten, spinnen, ijsberen, vissen, gieren, vliegen en honden slapen


- Katten spinnen, ijsberen vissen, gieren vliegen en honden slapen

Waardoor komt het verschil in betekenis?

Slide 5 - Tekstslide

Waarom gebruiken we hoofdletters en leestekens?

Slide 6 - Woordweb

HOOFDLETTERS EN LEESTEKENS
  • Maken een tekst duidelijker en beter te lezen.
  • De lezer kan de tekst zo ook veel beter begrijpen.

Slide 7 - Tekstslide

LEESTEKENS

- punten

- vraagtekens

- uitroeptekens

- komma's


Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Link

Even oefenen! 

Slide 10 - Tekstslide

Schrijf over. Zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.
Levi wil je die bak met potloden aangeven

Slide 11 - Open vraag

Schrijf over. Zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.

ik blijf vandaag thuis omdat ik schoolziek ben

Slide 12 - Open vraag

Schrijf over. Zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.

mieke heeft veel dieren kippen schapen en honden

Slide 13 - Open vraag

Voor want en omdat zet je een komma.
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Een komma gebruik je niet
A
tussen twee persoonsvormen
B
voor een voegwoord
C
in plaats van een punt
D
als je delen van een zin niet los kunt uitspreken

Slide 15 - Quizvraag

Een komma geeft aan dat:
A
er een nieuwe zin komt
B
je even moet wachten voor je verder leest
C
dat er een nieuwe alinea komt

Slide 16 - Quizvraag

Juist of onjuist:
Mercedes
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quizvraag

Juist of onjuist:
Pieter Van Duinrade
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Juist of onjuist:
Janneke de Boer
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quizvraag

GELEERD

HOOFDLETTERS  EN LEESTEKENS

- je weet wanneer je hoofdletters gebruikt

- je kan punten en komma's juist plaatsen.

Slide 20 - Tekstslide

Waar in de zin moet de komma komen te staan?
Sleep de komma naar de juiste plek.
Vanavond eten we aardappels vlees en spinazie.
,

Slide 21 - Sleepvraag

Waar in de zin moet de komma komen te staan?
Sleep de komma naar de juiste plek.
Honden katten en konijnen zijn allemaal leuke huisdieren. 
,

Slide 22 - Sleepvraag

Hoofdletter of niet?
A
btw
B
BTW

Slide 23 - Quizvraag

Hoofdletters
A
Kerstmis
B
kerstmis

Slide 24 - Quizvraag

Met of zonder hoofdletter?
A
aardrijkskunde
B
Aardrijkskunde

Slide 25 - Quizvraag

Hoofdletters
Waar staan de hoofdletters goed?
A
dhr. van Leeuwen
B
Stef van Leeuwen
C
stef van Leeuwen
D
Stef Van leeuwen

Slide 26 - Quizvraag

Met of zonder hoofdletter?
A
de middeleeuwen
B
de Middeleeuwen

Slide 27 - Quizvraag

Met of zonder hoofdletter?
A
maandag
B
Maandag

Slide 28 - Quizvraag

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Kerstcadeau
B
kerstcadeau

Slide 29 - Quizvraag

Hoofdletter of niet?
A
januari
B
Januari

Slide 30 - Quizvraag

Aan het werk
Maken opdracht 1 + 2 + 3 + 5 op bladzijde 59

Bij opdracht 2 + 3  moet je de hele zinnen opschrijven.

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide