W28 - BIO - 3H - Thema 7.5 Afval en 7.6 Voedselproductie

Afval




Klas 3H - Thema 7.5
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

Onderdelen in deze les

Afval




Klas 3H - Thema 7.5

Slide 1 - Tekstslide

0

Slide 2 - Video

Leerdoelen
  • Je kunt biologisch afbreekbaar en niet-biologisch afbreekbaar afval onderscheiden.
  • Je kunt manieren van gescheiden afvalinzameling en van afvalverwerking noemen.

Slide 3 - Tekstslide

Wel/ niet biologisch afbreekbaar
Als in een bos dood materiaal op de grond valt (bladeren, dode dieren) dan zijn er bacteriën en schimmels die dat materiaal afbreken. Na een tijd zie je die bladeren en dieren niet meer terug.

Slide 4 - Tekstslide

0

Slide 5 - Video

Wel/ niet biologisch afbreekbaar
Afval van planten en dieren is dus afbreekbaar door reducenten (bacteriën en schimmels)
Dit noemen we biologisch afbreekbaar.
Ook alle dingen die we maken van plantaardig en dierlijk materiaal is dus biologisch afbreekbaar:
Een leren jas, een rieten mand, papier, broodkorsten, schillen enz.


Slide 6 - Tekstslide

Wel/ niet biologisch afbreekbaar
Spullen die zijn gemaakt van andere grondstoffen (glas, steen, metaal) zijn niet biologisch afbreekbaar.

Plastic (meestal gemaakt van fossiele brandstoffen) is ook bijna nooit biologisch afbreekbaar.



Slide 7 - Tekstslide

Plastic Soup
Te veel plastic afval.

Vergaat niet en komt voor een groot gedeelte in zee terecht.

Grote plastic eilanden en in het water.

Slide 8 - Tekstslide

Plastic Soup
Dieren eten het per ongeluk op.
Wordt door erosie steeds kleiner: microplastics.
Zijn zo klein dat je het niet meer kunt zien, maar het is er wel!

Slide 9 - Tekstslide

Huishoudelijke afval
Iets meer dan 500 kilo per persoon per jaar

Slide 10 - Tekstslide

Hoe opgehaald?

Slide 11 - Tekstslide

Afvalverwerking

Slide 12 - Tekstslide

Nuttige toepassingen
Hergebruik


Recycling (glas, papier, plastic, blik, pak)



Composteren (gft afval) volgende dia

Slide 13 - Tekstslide

0

Slide 14 - Video

Restafval
Verbranden: warmte -> electriciteit




Storten/ lozen



Slide 15 - Tekstslide

kca/ milieustraat
Kca wordt centraal verzameld.
Bijvoorbeeld batterijen, verf, medicijnen





In een milieustraat kun je bijzonder afval inleveren (verbouwing, grof vuil)





Slide 16 - Tekstslide

Zwerfafval

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Wat voor een soort afval is plastic?
A
biologisch afval
B
niet-biologisch afval

Slide 20 - Quizvraag

Hoe noemen we al het plastic afval in de zee?
A
zee-afval
B
plastic toetje
C
plastic soep
D
gekleurde soep

Slide 21 - Quizvraag

Wat kun je zelf doen om plastic gebruik te verminderen?
A
Alle plastic weggooien
B
Zelf een boodschappentas meenemen
C
Afwasbaar bestek gebruiken
D
Ik kan niks doen

Slide 22 - Quizvraag

half jaar
1 jaar
20 jaar
2 weken
50 jaar
oneindig
2-12 jaar

Slide 23 - Sleepvraag

Aan het werk
Maak opdracht 24 t/m 30 in het digitale werkboek.

Slide 24 - Tekstslide

Voedselproductie
Klas 2MB - Thema 7.6

Slide 25 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt aangeven wat landbouw is en de (intensieve) landbouw in Nederland beschijven.
  • Je kunt voordelen en nadelen van visserij en visteelt beschrijven.
  • Je kunt aangeven welk voordeel het eten van insecten heeft.
  • Je kunt de biologische landbouw beschrijven en de voordelen en nadelen ervan noemen.

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Landbouw
  1. Akkerbouw
  2. Veeteelt
  3. Tuinbouw
Tot 1950 waren de meeste boeren bedrijven gemengde/ combinatiebedrijven. Dus zowel voedingsgewassen (planten) als landbouwhuisdoeren (dieren). Nu zijn de meeste bedrijven gespecialiseerd in 1 ding.

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

Voedingsgewassen
Akkerbouw: grootschalig, machinaal, altijd buiten

Tuinbouw: kleinschaliger, meer handmatig. Soms buiten, meestal in kassen.

Slide 30 - Tekstslide

Akkerbouw
Door ruilverkaveling zijn de akkers van boeren steeds groter geworden.
Meestal wordt maar één gewas geteeld: monocultuur
Voordelen: grote gespecialiseerde machines, grote opbrengst
Nadelen: gevoelig voor ziektes/ insecten

Vroeger kleine akkers, veel afwisseling.

Slide 31 - Tekstslide

Akkerbouw
Graan
Aardappelen
Suikerbieten
Maïs

Slide 32 - Tekstslide

Akkerbouw - bestrijding
Monoculturen zijn gevoelig voor insecten: boeren gebruiken chemische gewasbeschermingsmiddelen.

Deze middelen zijn giftig en ook schadelijk voor nuttige organismen.
Deze middelen kunnen ook
in het grondwater (sloten)
terecht komen.


Slide 33 - Tekstslide

Akkerbouw - bemesting
Er wordt mest gebruikt om de grond van voedingsstoffen te voorzien.

Organische mest: mest van organismen (compost/ koeien)
Kunstmest: mest uit een fabriek
Met kunstmest heeft een boer meer controle.

Mest kan in het grondwater (sloot) terecht komen en verstoort het natuurlijke evenwicht.



Slide 34 - Tekstslide

Tuinbouw - in de volle grond
Fruit
Bloembollen
Bloemen
Zaden 



Slide 35 - Tekstslide

Tuinbouw - glastuinbouw
Voordelen van verbouwen in kassen:
Gecontroleerde omstandigheden
Niet afhankelijk van seizoenen

Slide 36 - Tekstslide

Tuinbouw - glastuinbouw
Nadelen:
Hoog energie verbruik (verwarming/ lampen)
10x zoveel energie per kg groente
Gevoelig voor ziekteverwekkers


Slide 37 - Tekstslide

Tuinbouw - nieuwe ontwikkelingen
Verticale teelt
:
  • Led verlichting
  • Weinig ruimte






Slide 38 - Tekstslide

Tuinbouw - nieuwe ontwikkelingen
Aquaponics
  • vissenkweek
  • plantenkweek
  • afval van de een is voedsel voor de ander



Slide 39 - Tekstslide

Veeteelt
Intensieve veehouderij (bio-industrie/ vee-industrie). Weinig eigen grond, voer moet worden ingekocht (vaak geïmporteerd).

Voordelen: gecontroleerd voer/ krachtvoer. Veel opbrengst van de dieren.




Slide 40 - Tekstslide

Veeteelt
Nadeel: mestoverschot: de dieren produceren veel meststoffen. Deze komen in het milieu terecht.

Oplossing: aangepast voer/ mestverwerking/ export 





Slide 41 - Tekstslide

Visserij
Nadelen van visserij:
Overbevissing: Hierdoor sterft de soort zelf uit, het heeft ook een impact op andere soorten in hetzelfde gebied.
Bijvangst: naast de soorten die geschikt zijn voor consumptie worden ook andere soorten gevangen.






Slide 42 - Tekstslide

Visserij
Oplossing:
Visteelt: gecontroleerde kweek van vis
in tanks of afgesloten stukken zee.







Slide 43 - Tekstslide

Alternatief: insecten eten
Nieuwe ontwikkeling voor westerse landen: eten van insecten.
Goede eiwitbron.
Het is nog niet echt ingeburgerd maar er zijn geen biologische nadelen.








Slide 44 - Tekstslide

Biologische landbouw
Vormen van landbouw die minder/ geen impact op het milieu hebben maar toch voldoende voedsel opleveren.





Slide 45 - Tekstslide

Biologische landbouw
Gebruik van biologische gewasbeschermingsmiddelen (niet giftig of zelfs dieren zoals sluipwespen)
Vruchtwisseling om te voorkomen dat ziekteverwekkers de kans krijgen.





Slide 46 - Tekstslide