Les M2a (08-12)

Today
check up 1
grammar: adjectives vs adverbs
practice with grammar
listening
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Today
check up 1
grammar: adjectives vs adverbs
practice with grammar
listening

Slide 1 - Tekstslide

Check up 1
1. Google classroom.
2. Click on the link.
3. Do the test.
4. Finished? Go to classroom and check exercise 2.1, 2.2 and 11.1

Slide 2 - Tekstslide

Adjectives vs adverbs
1. Wat zijn het?
2. Hoe schrijf je het in het Engels?
3. Wanneer gebruik je welke?

Slide 3 - Tekstslide

Een adjective is een:
A
zelfstandig naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
werkwoord
D
bijwoord

Slide 4 - Quizvraag

Een adjective kan iets zeggen over een:
A
zelfstandig naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
werkwoord
D
bijwoord

Slide 5 - Quizvraag

Als een adjective iets zegt over een zelfstandig naamwoord. Wat zijn hier dan de adjectives?
wel adjective (bijvoeglijk naamwoord) 
Geen adjective (bijvoeglijk naamwoord)
ugly
dog
extremely
dead
carefully
careful

Slide 6 - Sleepvraag

Een adverb is een:
A
zelfstandig naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
werkwoord
D
bijwoord

Slide 7 - Quizvraag

Een adverb kan iets zeggen over een:
A
zelfstandig naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
werkwoord
D
bijwoord

Slide 8 - Quizvraag

adjective vs adverb
Een bijvoeglijk naamwoord (adjective) verandert niet. 
voorbeeld: beautiful, careful, dangerous.
Een bijwoord verandert wel. Meestal zet je er +ly achter.
voorbeeld: carefully, beautifully, dangerously

Slide 9 - Tekstslide

Let op! spelling
terrible (eindigt op -le) > terribly
easy (eindigt op -y) > easily
fantastic (eindigt op -ic > fantastically

Slide 10 - Tekstslide

adjective (bijvoeglijk naamwoord)
adverb (bijwoord)
immensely 
beautiful
amazing
loudly
soft
gently

Slide 11 - Sleepvraag

Let op! uitzondering
a good dog = adjective is good
he behaves well = well is adverb voor good

Slide 12 - Tekstslide

Welke past?
He drives _________
A
slow
B
slowly

Slide 13 - Quizvraag

Welke past?
He is extremely _________.
A
careful
B
carefully

Slide 14 - Quizvraag

He was shouting _______ (enormous) loudly.

Slide 15 - Open vraag

Practice!
Do exercise 8.1 and 8.2 - page 44
Use theory - page 37
By yourself.
Finished? Go to classroom and do the listening exercise!

Slide 16 - Tekstslide