Spellingsstrategieën

Les 3: De les spellen
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSecundair onderwijs

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Les 3: De les spellen

Slide 1 - Tekstslide

1 Spellingsstrategieën

Slide 2 - Tekstslide

Kies de juiste schrijfwijze:
Wat ... je broer leuker: skiën of surfen?
A
vind
B
vindt

Slide 3 - Quizvraag

Kies de juiste schrijfwijze:
een fles...
A
bordeaux
B
Bordeaux

Slide 4 - Quizvraag

Kies de juiste schrijfwijze:
... kaas (uit Gouda)
A
goudse
B
Goudse

Slide 5 - Quizvraag

Kies de juiste schrijfwijze:
Dat is een ... foto.
A
vergrootte
B
vergrote

Slide 6 - Quizvraag

Kies de juiste schrijfwijze:
Die vrouw is een ... filmster.
A
Zuiditaliaanse
B
Zuid-Italiaanse

Slide 7 - Quizvraag

Kies de juiste schrijfwijze:
Dat zijn twee bekende ... in de paardensport.
A
jockey's
B
jockeys

Slide 8 - Quizvraag

Kies de juiste schrijfwijze:
Die acteur heeft een onbetrouwbare ...
A
impresario
B
impressario

Slide 9 - Quizvraag

Kies de juiste schrijfwijze:
Mijn opa is een ...
A
70-plusser
B
70'plusser

Slide 10 - Quizvraag

Kies de juiste schrijfwijze:
Mijn vader ... nooit het vlees tijdens een barbecue.
A
grillt
B
grilt

Slide 11 - Quizvraag

Kies de juiste schrijfwijze:
Is dat een echt ...?
A
Armanipak
B
armanipak

Slide 12 - Quizvraag

Kies de juiste schrijfwijze:
De ... is ontslagen.
A
vicevoorzitter
B
vice-voorzitter

Slide 13 - Quizvraag

Kies de juiste schrijfwijze:
Wij gaan meestal tijdens de ... skiën.
A
Paasvakantie
B
paasvakantie

Slide 14 - Quizvraag

Kies de juiste schrijfwijze:
Hij heeft zijn laptop ...
A
geupgradet
B
geüpgraded
C
geüpgradet

Slide 15 - Quizvraag

Kies de juiste schrijfwijze:
De ... zijn boos door de nieuwe wet.
A
horeca uitbaters
B
horecauitbaters
C
horeca-uitbaters

Slide 16 - Quizvraag

Kies de juiste schrijfwijze:
Mijn lievelingssoep is ...
A
groentensoep
B
groentesoep

Slide 17 - Quizvraag


A: Ik kende de meeste regels en paste ze correct toe.
B: Ik kende de regels, maar paste ze niet correct toe.
C: Ik kende de meeste regels niet.

Slide 18 - Poll

Slide 19 - Link

2 Het belang van spelling

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Zou je afknappen op een spelfout bij een mogelijke date?
ja, natuurlijk
nee, totaal niet
misschien, het hangt ervan af

Slide 22 - Poll

Zorgt de autocorrectie ervoor dat jij minder goed kan spellen?
ja
nee

Slide 23 - Poll

Let je op je meer op je spelling op sociale media dan in chats?
ja
nee

Slide 24 - Poll

3 De grondbeginselen van onze spelling

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

De spellingsregels van het Nederlands bestaan sinds de...
A
17e eeuw
B
18e eeuw
C
19e eeuw
D
20e eeuw

Slide 27 - Quizvraag

Wie bepaalt onze spelling?
A
de Nederlandse overheid
B
de Taalunie
C
de openbare omproep

Slide 28 - Quizvraag

Slide 29 - Tekstslide

Hoe noteert Siri wat je zegt?
A
Siri schrijft zoals je spreekt = fonologisch
B
Siri schrijft volgens de spellingsregels

Slide 30 - Quizvraag

Slide 31 - Tekstslide

Wat betekent het beginsel van de standaarduitspraak?
A
We spellen een woord zoals we het horen.
B
We spellen een woord volgens de standaarduitsspraak.

Slide 32 - Quizvraag

Noteer de zin die de leerkracht dicteert.

Slide 33 - Open vraag

De grootte van het bestand dat ik delete is enorm.

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Volgens de regel van gelijkvormigheid...
A
schrijf je dezelfde woorddelen zoveel mogelijk op dezelfde manier
B
schrijf je woorden die op dezelfde manier gevormd worden, op dezelfde manier

Slide 37 - Quizvraag

Wat is de studie van de woordstructuur en woordvorming?
A
morfologie
B
etymologie

Slide 38 - Quizvraag

Slide 39 - Tekstslide

Het beginsel van de etymologie houdt in dat je woorden schrijft volgens hun herkomst.
A
juist
B
fout

Slide 40 - Quizvraag

Welke spellingprincipes zijn toepasbaar op het werkwoord ze 'downloadt'?
A
uitspraak
B
analogie
C
gelijkvormigheid
D
etymologie

Slide 41 - Quizvraag

Welk spellingprincipe is toepasbaar op het woord 'bestandje'?
A
uitspraak
B
analogie
C
gelijkvormigheid
D
etymologie

Slide 42 - Quizvraag

Welk spellingprincipe is toepasbaar op het woord 'computer'?
A
uitspraak
B
analogie
C
gelijkvormigheid
D
etymologie

Slide 43 - Quizvraag

begrepen? 

oef. 4 a-b-c-d-e
oef. 5

Slide 44 - Tekstslide

4 Taal in evolutie

Slide 45 - Tekstslide