Chemische bindingen

1 / 110
volgende
Slide 1: Tekstslide
ChemieSecundair onderwijs

In deze les zitten 110 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Waarom zijn edelgassen zo stabiel?
A
Ze hebben veel protonen.
B
Alle schillen zijn gevuld.
C
Ze hebben geen neutronen.
D
Ze hebben weinig valentie-elektronen.

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Tot welke groep hoort waterstof?

Slide 8 - Open vraag

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Zijn metalen geneigd om elektronen op te nemen of af te geven?

Slide 11 - Open vraag

Vul in: Natrium heeft ___ valentie-elektronen. Na⁺ heeft ___ elektron(en) minder.

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Tekstslide

Zijn niet-metalen geneigd om elektronen op te nemen of af te geven?

Slide 14 - Open vraag

Wat gebeurt er als chloor één elektron opneemt?
A
Het krijgt een positieve lading.
B
Het wordt instabiel.
C
Het verandert van element.
D
Het wordt stabiel zoals een edelgas.

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

Wat is een ionbinding?
A
Elektrostatische aantrekking tussen twee neutrale atomen.
B
Elektrostatische aantrekking tussen een kation en een anion.
C
Binding tussen twee niet-metalen.
D
Elektrostatische aantrekking tussen protonen en neutronen.

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een ionbinding en een ionverbinding?
A
Een ionbinding is de aantrekking tussen één kation en één anion; een ionverbinding is het geheel van ionen dat samen elektrisch neutraal is.
B
Een ionbinding is een rooster van ionen; een ionverbinding is de aantrekking tussen twee atomen.
C
Een ionbinding komt voor tussen niet-metalen; een ionverbinding komt voor tussen metalen.
D
Er is geen verschil, beide woorden betekenen hetzelfde.

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Tekstslide

Wat betekent de index 2 in MgCl₂?

Slide 23 - Open vraag

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Vul aan met de juiste ionlading:
groep 1 → …
groep 2 → …
groep 16 → …
groep 17 → …

Slide 26 - Open vraag

Wat is de lading van een natriumion (Na)?
A
-1
B
+1
C
-2
D
+2

Slide 27 - Quizvraag

Wat is de lading van een zuurstofion (O)?

Slide 28 - Open vraag

Wat is de lading van een aluminiumion (Al)?

Slide 29 - Open vraag

Wat is de lading van een chloride-ion (Cl)?

Slide 30 - Open vraag

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Geef de namen van de volgende ionen:
Na⁺ → …
O²⁻ → …
N³⁻ → …
S²⁻ → ...

Slide 33 - Open vraag

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Wat is de formule-eenheid van natriumsulfide?
A
NaS
B
NaS₂
C
Na₂S₂
D
Na₂S

Slide 42 - Quizvraag

Wat is de formule-eenheid van magnesiumfluoride?

Slide 43 - Open vraag

Slide 44 - Tekstslide

Elementen vormen bindingen omdat ze op die manier een heel stabiele toestand kunnen bereiken.
Welke naam geeft men aan deze toestand?

Slide 45 - Open vraag

Een ionverbinding is opgebouwd uit ...
A
enkel niet-metaalelementen
B
enkel metaalelementen
C
een metaal- en een niet-metaalelement
D
alles is correct

Slide 46 - Quizvraag

Water is opgebouwd uit.
A
enkel niet-metaalelementen
B
enkel metaalelementen
C
een metaal- en een niet-metaalelement

Slide 47 - Quizvraag

Slide 48 - Tekstslide

Waarom delen niet-metaalatomen elektronen?
A
Om minder massa te hebben.
B
Om een ion te vormen.
C
Om een metaalbinding te vormen.
D
Om stabieler te worden door een edelgasconfiguratie.

Slide 49 - Quizvraag

Slide 50 - Tekstslide

Wat is een covalente binding?
A
Het geheel van atomen + atoombindingen.
B
Een aantrekkingskracht tussen positieve en negatieve ionen.
C
Een aantrekkingskracht door het delen van elektronen.
D
Een edelgasconfiguratie.

Slide 51 - Quizvraag

Slide 52 - Tekstslide

Slide 53 - Tekstslide

Slide 54 - Tekstslide

Slide 55 - Tekstslide

Slide 56 - Tekstslide

Slide 57 - Tekstslide

Slide 58 - Tekstslide

Slide 59 - Tekstslide

Slide 60 - Tekstslide

Slide 61 - Tekstslide

Slide 62 - Tekstslide

Slide 63 - Tekstslide

Slide 64 - Tekstslide

Slide 65 - Tekstslide

Slide 66 - Tekstslide

Slide 67 - Tekstslide

Slide 68 - Tekstslide

Slide 69 - Tekstslide

Slide 70 - Tekstslide

Slide 71 - Tekstslide

Slide 72 - Tekstslide

Slide 73 - Tekstslide

Slide 74 - Tekstslide

Slide 75 - Tekstslide

Slide 76 - Tekstslide

Slide 77 - Tekstslide

Slide 78 - Tekstslide

Slide 79 - Tekstslide

Teken de Lewisstructuur van koolstoftetrachloride.

Slide 80 - Open vraag

Oplossing: Lewisstructuur van koolstoftetrachloride.

Slide 81 - Tekstslide

Slide 82 - Tekstslide

Slide 83 - Tekstslide

In een covalente binding worden elektronen …
A
afgestaan
B
gedeeld
C
aangetrokken door edelgassen
D
alles is juist

Slide 84 - Quizvraag

Een ionbinding is een binding tussen ...

Slide 85 - Open vraag

Een covalente binding is een binding tussen ...

Slide 86 - Open vraag

Slide 87 - Tekstslide

Wat teken je in een structuurformule?
A
alleen bindingen tussen atomen
B
bindingen én vrije elektronenparen
C
alleen vrije elektronenparen
D
alles is juist

Slide 88 - Quizvraag

Slide 89 - Tekstslide

Glucose is een suiker die in bijna alle organismen voorkomt.
Het is een belangrijke energiebron voor cellen en speelt een centrale rol in de fotosynthese en de ademhaling.
Deze molecule is opgebouwd uit:
6 atomen zuurstof, 12 atomen waterstof en 6 atomen koolstof.
Geef de correcte brutofomule (= molecuulformule) van glucose.

Slide 90 - Open vraag

OPLOSSING: Glucose is een suiker die in bijna alle organismen voorkomt.
Het is een belangrijke energiebron voor cellen en speelt een centrale rol in de fotosynthese en de ademhaling.
Deze molecule is opgebouwd uit:
6 atomen koolstof, 12 atomen waterstof en 6 atomen zuurstof.

Geef de correcte brutofomule (= molecuulformule) van glucose.

Slide 91 - Tekstslide

Amoxicilline is een breedspectrum antibioticum. Het wordt (te) vaak voorgeschreven wanneer je arts vermoedt dat je een bacteriële infectie hebt opgelopen.

Deze molecule is opgebouwd uit 3 atomen stikstof, 16 atomen koolstof, 1 atoom zwavel, 5 atomen zuurstof en 19 atomen waterstof.

Geef de correcte brutoformule (= molecuulformule) van amoxicilline.

Slide 92 - Open vraag

OPLOSSING: Amoxicilline is een breedspectrum antibioticum. Het wordt (te) vaak voorgeschreven wanneer je arts vermoedt dat je een bacteriële infectie hebt opgelopen.

Deze molecule is opgebouwd uit 3 atomen stikstof, 16 atomen koolstof, 1 atoom zwavel, 5 atomen zuurstof en 19 atomen waterstof.

Geef de correcte brutoformule (= molecuulformule) van amoxicilline.

Slide 93 - Tekstslide

Slide 94 - Tekstslide

Slide 95 - Tekstslide

Slide 96 - Tekstslide

Noteer de formule van octazwavel.

Slide 97 - Open vraag

Oplossing: Geef de formule van octazwavel.

Slide 98 - Tekstslide

Slide 99 - Tekstslide

Geef de systematische naam:
CO → …
CO₂ → …
N₂O₃ → …

Slide 100 - Open vraag

Koppel de systematische naam aan de triviale naam.
zuurstofgas
ozon
water
diwaterstofoxide
dizuurstof
trizuurstof

Slide 101 - Sleepvraag

Slide 102 - Tekstslide

Slide 103 - Tekstslide

Slide 104 - Tekstslide

Een metaalbinding ontstaat tussen …

Slide 105 - Open vraag

De aantrekkingskracht in een metaalbinding bestaat tussen …
A
neutrale atomen onderling
B
negatieve ionen en vrije elektronen
C
positieve en negatieve ionen zoals bij een zout
D
positieve metaalionen en valentie-elektronen

Slide 106 - Quizvraag

Slide 107 - Tekstslide

Slide 108 - Tekstslide

Waarom geleiden metalen goed elektriciteit?
A
Omdat de vrije elektronen zich kunnen verplaatsen.
B
Omdat metalen veel protonen bevatten.
C
Omdat de metaalionen elektronen aantrekken.
D
Omdat de elektronen vastzitten aan de atomen.

Slide 109 - Quizvraag

Slide 110 - Tekstslide