2C March 20th

English 2C March 20th
Please get ready for the class circle - Grab a notebook and a pen!

Homework was: make the oefen SO, write down any questions you still have.
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

English 2C March 20th
Please get ready for the class circle - Grab a notebook and a pen!

Homework was: make the oefen SO, write down any questions you still have.

Slide 1 - Tekstslide

Today's lesson
- Grammar QUIZ and explanation, talking about the homework (25 minutes)
- Working on your own and asking questions (25 minutes)



Grab your notebooks and a pen so you can take notes if you want to!




Slide 2 - Tekstslide

Lesson goals:
- Je kent de He/She/It regel van de Present Simple (BB)
- Je kent de persoonlijke voornaamwoorden (BB/KB)
- Je kan een ontkenning maken met to be  (KB)
- Je kan to have (got) in de Present Simple vervoegen (KB/TL)
- Je kan werkwoorden in de Present Simple vervoegen (TL)
- Je kan vraagzinnen maken (TL/HAVO)
- Je kan de juiste vorm van de Present Continuous gebruiken (HAVO)
- Je kan de regels van Present Simple en Present Continuous uitleggen + een voorbeeld geven (VWO)

Slide 3 - Tekstslide

Persoonlijke voornaamwoorden zijn..
A
I, you, he/she/it, we, they, you
B
My, mine, yours, theirs
C
What, who, where, when, why

Slide 4 - Quizvraag

Persoonlijke voornaamwoorden
I - ik
You - jij/u
He/she/it - hij, zij, het
We - wij 
You - jullie
They - zij

Slide 5 - Tekstslide

Achter welke persoonlijke voornaamwoorden komt een +s in de Present Simple? (.... buys a book)
A
I
B
You
C
He, she, it
D
We, they

Slide 6 - Quizvraag

Wat komt er achter een ander persoonlijk voornaamwoord in de Present Simple?
A
+s (buyS)
B
niks (buy)

Slide 7 - Quizvraag

He/she/it regel Present Simple
Present Simple (tegenwoordige tijd) gebruik je bij feiten en gewoonten.

Bij he/she en it komt er een -s achter het werkwoord:
She buys, he plays, it walks, it loves, he hates, she reads

Slide 8 - Tekstslide

Ontkenning (negations) van to be maak je met:
A
not/n't achter de vorm van to be
B
not/n't voor de vorm van to be
C
op een andere manier

Slide 9 - Quizvraag

Ontkenningen maken
Met een ontkenning zeg je dat iets niet zo is.
Je gebruikt het woord not (n't). 
Dit komt achter de vorm van to be of can. Bij andere werkwoorden gebruik je do not (don't) of doesn't (does not).

Slide 10 - Tekstslide

Welke zin klopt? Let specifiek op: to have got
A
We have got four cats
B
We have four cats
C
We got four cats

Slide 11 - Quizvraag

To have got vervoegen
To have got =  hebben. Bij he, she en it (en dus ook namen!) gebruik je has got

Lisa has got three cats.
He has got a lot of video games.

Slide 12 - Tekstslide

Vervoeg het werkwoord in de Present Simple:
My cousins (love) playing soccer.

Slide 13 - Open vraag

Vervoeg het werkwoord in de Present Simple:
He (play) tennis every weekend.

Slide 14 - Open vraag

Werkwoorden vervoegen in de Present Simple
Bij he, she en it komt er een -s achter het werkwoord:
He plays tennis every weekend.

Bij andere werkwoorden, komt er niks achter!
I play tennis every weekend.
Als er een werkwoord eindigt op -y veranderd dat in -ies bij he/she/it:
He studies every day / I study every day 

Slide 15 - Tekstslide

She is thirteen years old.
Wat is de goede vraagzin?
A
She is thirteen years old?
B
Is she thirteen years old?
C
Old is she thirteen years?

Slide 16 - Quizvraag

Maak van de volgende zin een vraagzin:
Her parents are very old

Slide 17 - Open vraag

Vraagzinnen maken
Je maakt vragen met een vorm van to be of can erin door die vorm voor aan te zetten:
I am young -> Am I young?
We can see them -> Can we see them?

Bij alle andere werkwoorden gebruik je do of does voor aan in je zin:
You love to play hockey -> Do you love to play hockey?
She believes in those stories -> Does she believe in those stories?

Slide 18 - Tekstslide

Vul de juiste vorm van de Present Continuous in:
She (work) in Norway at the moment
A
works
B
is working
C
work
D
am working

Slide 19 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van de Present Continuous in:
Why ___ that boy (stand) on the chair?

Slide 20 - Open vraag

Present Continuous maken
Dit maak je door een vorm van to be te vervoegen, en +ing achter het werkwoord te plakken. Het is nu bezig.

You are playing a game.
He is putting sugar in his tea (medeklinker op het einde verdubbeld!)
I am having lunch (de -e op het einde verdwijnt)


 

Slide 21 - Tekstslide

Working on your own, in silence:
Make the exercises on the hand-out, on your own level or try more.

Done? Check & Correct them.
After that:
Make a summary (samenvatting) for your test tomorrow or study for the test. In silence
Use these pages in your Textbook!
Pers. voornaamw.: THV 183 / KGT 160

Present Simple: THV 169 / KGT 148

To have got: THV 170 / KGT 148

Present Continuous: THV 170 / KGT 149

Ontkenningen: THV 178 / KGT 155

Vragen: THV 177 / KGT 154





timer
25:00

Slide 22 - Tekstslide

Lesson goals:
- Je kent de He/She/It regel van de Present Simple (BB)
- Je kent de persoonlijke voornaamwoorden (BB/KB)
- Je kan een ontkenning maken met to be  (KB)
- Je kan to have (got) in de Present Simple vervoegen (KB/TL)
- Je kan werkwoorden in de Present Simple vervoegen (TL)
- Je kan vraagzinnen maken (TL/HAVO)
- Je kan de juiste vorm van de Present Continuous gebruiken (HAVO)
- Je kan de regels van Present Simple en Present Continuous uitleggen + een voorbeeld geven (VWO)

Slide 23 - Tekstslide

Homework
Wednesday: SO Grammar. I wish you the best of luck! 

Slide 24 - Tekstslide