BK1, Thema 6 - conflicten

• Mentorles
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 1

Klas: BK1 / KT1

Vak:  Leefstijl

Welkom!

Telefoon weg                    Jas uit                   Pak je les materiaal           Ga lekker zitten

Wat is een conflict?

Klas: BK1/KT1

Vak:  Leefstijl

LESDOEL:

Aan het einde van de les weet je wat een conflict is en hoe je gedachte kunnen helpen bij het voorkomen hiervan.

Wat heb je nodig? 

• Pen en papier
• Je werkboek
  

PLAN:

• Klassikale les
• Werkboek opdracht

TAAK:

Doe actief mee, zorg voor zinvolle inbreng!

IK DENK AAN...

Graag 1 vrijwilliger die goed dingen kan onthouden.

Waar denk je aan bij het woord KAMPVUUR?
Om de beurt mag iedereen 1 woord zeggen.

Daarna mag de vrijwilliger de woorden proberen te herhalen.

Is jouw woord opgenoemd dan ga je staan.

IK DENK AAN...

Graag 1 vrijwilliger die goed dingen kan onthouden.

Waar denk je aan bij het woord CONFLICT?
Om de beurt mag iedereen 1 woord zeggen.

Daarna mag de vrijwilliger de woorden proberen te herhalen.

Is jouw woord opgenoemd dan ga je staan.

BIERVILTENSPEL

We gaan met z'n allen om een tafel zitten met biervilten erop.

Je krijgt een opdracht kaart. sssttt niets zeggen...

Voer allemaal opdracht 1 uit.

Als ik het zeg mag je opdracht 2 uitvoeren (6 min)

VRAGEN

Wat heb je gedaan om tot de oplossing te komen?

Welk gevoel kreeg je?

Hoe denk je nu over anderen?

Hoe ontstond het conflict?

Wat leer je hiervan?

CONFLICTEN

Hoe ga jij om met conflicten?

Jouw eerste reactie is bepalend voor het verloop van het conflict!

Werkboek bladzijde 50. 

Geef aan welke reacties bij jou passen.

VRAGEN

Welke reacties kunnen een conflict erger maken?

Hoe kun je ervoor zorgen dat een conflict geen grote ruzie wordt?

Als je boos bent en niet reageert, wat gebeurt er dan?

Ben je geneigd om de schuld eerst bij jezelf te zoeken?

Wat is belangrijker; het probleem oplossen of de relatie?

Helpende gedachte bij conclicten

4G

1. Gebeurtenis; wat gebeurde er?
2. Gedachte; wat dacht je?   --> hier heb je invloed op! 
3. Gevoel; wat voelde je?
4. Gedrag; wat deed je?

OPDRACHT

Je krijgt een kopieerblad. 

Zet de gedachte om naar een HELPENDE gedachte.

Kijk wat het verschil in gedrag wordt.

Maak daarna je eigen nieuwe gebeurtenis met een niet-helpende gedachte. Laat die ombuigen door je een medeleerling.

Wat heb je geleerd?