Paragraaf 1 Criminaliteit

Criminaliteit
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Criminaliteit

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen deze les
1. Je kan het verschil uitleggen tussen asociaal gedrag en strafbaar gedrag.
2. Je kan het verschil uitleggen tussen een overtreding en een misdrijf en ook per begrip 2 voorbeelden geven.
3. Je kan beoordelen of een gegeven situatie als criminaliteit wordt bestempeld.

Slide 2 - Tekstslide

De drie machten
1- Wetgevende macht 
-> maken nieuwe regels en wetten.
2- Uitvoerende macht
-> zorgen dat de nieuwe regels en wetten worden uitgevoerd.
3- Rechterlijke macht
-> zorgen bij het niet naleven van de regels en wetten voor een gepaste straf.

Slide 3 - Tekstslide

Verschil
Asociaal gedrag = je houdt geen rekening met anderen.
Is niet strafbaar!

Strafbaar gedrag = je overtreedt wetsregels.

Slide 4 - Tekstslide

Misdrijven en overtredingen
Misdrijven:
-zijn ernstige strafbare feiten
-je kan een strafblad krijgen
-poging tot misdrijf is strafbaar!

Overtredingen:
-zijn minder erg
-je krijgt geen strafblad en hoeft niet naar de rechter
Voorbeelden?

Slide 5 - Tekstslide

Van zwaar naar licht........(maximale straf)
1. Straatroof (diefstal met geweld of bedreiging van geweld)
2. Inbraak
3. Doodslag
4. Belastingfraude
5. Rijden onder invloed
Wat is de juiste volgorde denken jullie? Bespreek het in tweetallen.

Slide 6 - Tekstslide

Antwoorden....
1. Doodslag -> max 25 jaar gevangenisstraf.
2. Straatroof -> max 9 jaar cel of max geldboete van 78.000 euro
3. Belastingfraude -> max 6 jaar cel of max geldboete van 90.000 euro
4. Rijden onder invloed -> max 1 jaar cel of max 7800 euro boete.
5. Inbraak -> bij een eerste keer: max 3 maanden onvoorwaardelijk cel.

Poging tot een misdrijf is 2/3 straf.


 

Slide 7 - Tekstslide

Risicofactoren crimineel gedrag
Risicofactoren: omstandigheden die de kans op bepaald gedrag vergroten 
-> in dit geval individueel crimineel gedrag!

Voorbeelden:
-Psychische problemen (aangeboren)
-Onveilige opvoeding
-Foute vrienden/ groepsdruk
-Alcohol- en drugsgebruik

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Beschermende factoren
1. Werk en onderwijs
-> studeren of een baan hebben zorgt voor minder vaak crimineel gedrag.
2. Relatie
-> zorgt voor stabiliteit en focus op lange termijn.
3. Gezin
-> Goede band met thuis zorgt voor eerde 'nee' zeggen tegen criminaliteit.
4. Sociale vaardigheden
-> weten hoe je moet omgaan met anderen en moet communiceren.

Slide 10 - Tekstslide

Wel of geen criminaliteit?
1-> 'Je steelt een snoepje bij de Kruidvat'.
2-> 'Je rijdt op je fiets zonder licht over de stoep'.
3-> 'Je rookt een jointje op straat'.
4-> 'Je geeft een hond meerdere trappen'.
5-> 'Je rijdt met de auto door rood en veroorzaakt een ongeluk'.
Schrijf voor jezelf op: welke situaties wel criminaliteit en welke niet?

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Maken
Maak de volgende opdrachten van bladzijden 167-169:
1, 2, 3, 5, 7, 8 en de samenvatting.
-Vraag? Steek even je hand op.
-Klaar? Maak opdracht 6.
-Na de tijd kijken we het na.
timer
12:00

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Leerdoelen deze les
1. Je kan het verschil uitleggen tussen asociaal gedrag en strafbaar gedrag.
2. Je kan het verschil uitleggen tussen een overtreding en een misdrijf en ook per begrip 2 voorbeelden geven.
3. Je kan beoordelen of een gegeven situatie als criminaliteit wordt bestempeld.

Slide 15 - Tekstslide