Week 1 M2 Deutschbuch A Kapitel 1

Guten Tag
Wie geht es euch?
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Guten Tag
Wie geht es euch?

Slide 1 - Tekstslide

Bitte,  leg dein Buch und Heft vor dich auf den Tisch!

Slide 2 - Tekstslide

Planung Stunde 1
1.  Introduktion
2. Personal Pronomen (persoonlijk voornaamwoord)
3. Das Verb sein
4. Großbuchstaben
5. Hausaufgaben  besprechen (5 Minuten)  
6 .Hausaufgaben machen (20 Minuten)                        
7 . Fragen und Ende (5 Minuten)



Slide 3 - Tekstslide

Lernziele dieser Stunde(n)
Am Ende dieser Stunde(n):

- kun je jezelf voorstellen in het Duits
- ken je de persoonlijk voornaamwoorden in het Duits
- kun je het hulpwerkwoord sein vervoegen in de tegenwoordige tijd
- weet je wanneer je in het Duits een woord met een hoofdletter moet schrijven





Slide 4 - Tekstslide

Waarom leren we dit?
- omdat persoonlijke voornaamwoorden in elke zin wel voorkomen
- omdat je deze woorden dus nodig hebt om een zin te kunnen maken
- omdat het hulpwerkwoord zijn belangrijk is voor het vormen van de voltooide tijd én het
   werkwoord zijn in heel veel zinnen voorkomt-


Slide 5 - Tekstslide



Kennen jullie al Duitse woorden?

Wat weten jullie van Duitsland?


Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Wat is een persoonlijk voornaamwoord?

Slide 9 - Tekstslide

Een persoonlijk voornaamwoord gebruik je:
 
  • om herhaling van naam/persoon/ding te voorkomen
  • in plaats van een persoon/personen of een ding/dingen

Bijvoorbeeld:
De vrouw loopt op straat. Ze gaat naar de slager.

Slide 10 - Tekstslide

de persoonlijk voornaamwoorden:

Nederlands                Duits
ik                                   ich
jij                                   du
hij                                  er
zij                                  sie
het                                es
wij                                 wir
jullie                              ihr
zij                                   sie
u                                    Sie
        

Slide 11 - Tekstslide

Wie heißt (jij) ________?

Slide 12 - Open vraag

(Wij) ________wohnen in Sneek?

Slide 13 - Open vraag

(Ik) ___________ bin Frau Mahler.

Slide 14 - Open vraag

Habt (jullie)___________ schon gegessen?

Slide 15 - Open vraag

Der Junge heißt Erik. (Hij) ________ ist vierzehn Jahre alt.

Slide 16 - Open vraag

Herr Müller, wie alt sind (u) _______?

Slide 17 - Open vraag

An die Arbeit!
An die Arbeit!

Wat:  maak Kapitel 1 Aufgabe 1
Hoe: zelfstandig en in stilte
Hulp: Grammatika op pag. 5
Tijd: 5 minuten
Klaar? Lees de Grammatika over het werkwoord zijn op pag. 5 van de reader

we kijken de opdracht gezamenlijk na.

Slide 18 - Tekstslide


Het hulpwerkwoord SEIN

Wat is een hulpwerkwoord?
Welke hulpwerkwoorden ken je?


        

Slide 19 - Tekstslide

Sein im Präsens (tegenwoordige tijd)




        
                           Nederlands                     Duits
Enkelvoud          ik ben                      ich bin
                            jij bent                    du bist
                            hij is                         er ist
                            zij is                          sie ist
                            het is                        es ist

Meervoud          wij zijn                      wir sind
                            jullie zijn                  ihr seid
                            zij zijn                       sie sind
                            u bent                      Sie sind


Slide 20 - Tekstslide

Huiswerk
HAUSAUFGABEN:

Machen:
Aufgaben 2, 3, 4 (Reader Seite 2 und 3)

Lernen:
Das Verb 'sein' und die Personal Pronomen

Slide 21 - Tekstslide



Danke für eure Aufmerksamkeit.

Bis nächstes Mal!


Slide 22 - Tekstslide

Guten Tag
Wie geht es euch?

Slide 23 - Tekstslide

Bitte,  leg dein Buch und Heft vor dich auf den Tisch!

Slide 24 - Tekstslide

Planung  Stunde 2
1.  Hausaufgaben besprechen (5 minuten) (Aufgabe 2, 3, 4)
2. Wiederholung Personal Pronomen und das Verb sein (filmpje)
3. Aussprache




Slide 25 - Tekstslide

Lernziele dieser Stunde
Am Ende dieser Stunde:

- kun je de persoonlijk voornaamwoorden opnoemen
- kun je het hulpwerkwoord sein uit je hoofd vervoegen
- weet je hoe je de klinkers in het Duits moet uitspreken




Slide 26 - Tekstslide

Wiederholung
das Hilfsverb "sein

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

Aussprache
De a, e en o spreek je uit zoals in het Nederlands.
MAAR....
                                                                             Beispiele
de i spreek je uit als ‘ie’ in lief                ich, bin
de ie spreek je uit  als ‘ie’ in hier          sieben
de u spreek je uit als ‘oe’                         null, Uhr, tun
de ei is als ‘ai’ in mais                                drei, nein
de eu is als ‘oi’ in hoi                                  neun

Slide 29 - Tekstslide

An die Arbeit!
An die Arbeit!

Wat: Kapitel 1 Aufgabe 5: uitspraak oefenen
Hoe: in tweetallen: lees om de beurt een woord voor en corrigeer elkaar indien nodig
Hulp: Grammatika op pag. 5
Tijd: 5 minuten
Klaar? Lees de Grammatika over de vraagwoorden op pag. 5 en 6 van de reader

.

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Link



Danke für eure Aufmerksamkeit.

Bis nächstes Mal!


Slide 32 - Tekstslide