M2 H&D 7-4-2021 /// 9-4-2021

M2H &D

1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

M2H &D

Slide 1 - Tekstslide

Side note
Jullie hebben en bericht gekregen van meneer Uludag via magister.
Hebben jullie die gezien?

Slide 2 - Tekstslide

Recap Grammar Theme 2 & 3

Morning H2

  • Bijvoegelijke naamwoorden en bijwoorden
  • much, many, lots of, a lot of, (a) little, (a few)

Afternoon H3

  • Adverbials of place and time
  • Adverbs of Frequency
  • Past simple vs past continuous

Slide 3 - Tekstslide


Een bijvoegelijkenaamwoord (adjective) zegt iets over een______?

Slide 4 - Woordweb

Een bijwoord (adverb) zegt iets over een_______?

Slide 5 - Woordweb


Tom is a careful driver

Zegt wat over het zelfstandig naamwoord






He drove (the car) carefully

Zegt wat over het werkwoord


Vertelt ons hoe iemand iets doet en op welke manier iets gebeurt.
Let op!
adjective +ly: 
-le --> ly : 
-ic --> cally: 
-y --> ily: 




Adjectives
Adverbs
firm --> firmly
Terrible --> terribly
fantastic --> fantastically
easy --> easily

Slide 6 - Tekstslide

He finished his homework in only ten minutes. He was very ...
A
quick
B
quickly

Slide 7 - Quizvraag

I ... helped him with his homework, because he is my friend
A
glad
B
gladly

Slide 8 - Quizvraag

I couldn't find my dog, so I ... walked home and cried
A
sad
B
sadly

Slide 9 - Quizvraag

The final exam wasn't easy, it was quite ...
A
hard
B
hardly

Slide 10 - Quizvraag


She was shocked by the ______language of her son. (ferocious)

Slide 11 - Open vraag

They clung __________ to it for over two centuries (tenacious)

Slide 12 - Open vraag

Grammar Item

Much, Many, (a) few, (a) little, a lot, lots of

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Much or Many
  • Much gebruik je als de zelfstandig naamwoord in het meervoud is. Is dit waar of niet waar?
  • Het is niet waar much gebruik je als de zelfstandig naamwoord enkelvoud is.
  • Many gebruik je als de zelfstandig naamwoord in het meervoud is.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

(a) few or (a) Little
  • (a) Few gebruik je als de zelfstandig naamwoord in het meervoud is. Is dit waar of niet waar?
  • Het is waar!! (a) Few gebruik je als de zelfstandig naamwoord meervoud is.
  • (a) little gebruik je als de zelfstandig naamwoord enkelvoud is.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

No, there isn't _______ milk in the bottle.
A
much
B
many

Slide 19 - Quizvraag

There are _______ pupils.
A
much
B
many

Slide 20 - Quizvraag

Are there _______ eggs in the kitchen ?
A
much
B
many

Slide 21 - Quizvraag

He has _______ plans.
A
few
B
a few
C
little
D
a little

Slide 22 - Quizvraag

There's ____ sugar left.
A
little
B
few

Slide 23 - Quizvraag

She has ______ pens.
A
little
B
a little
C
few
D
a few

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Tekstslide

See you in the afternoon

Slide 26 - Tekstslide

Welcome back

Slide 27 - Tekstslide

Recap Grammar Theme 3

  • Adverbials of place and time
  • Adverbs of Frequency
  • Past simple & past continuous

Slide 28 - Tekstslide

Adverbial of place

Geeft antwoord op de vraag 'Where'?



Where are they?
They are in Starbucks.
They are on the train.


Adverbial of time

Geeft antwoord op de vraag 'When'.




When do they leave?
They leave tomorrow.
They leave in 20 minutes.

Slide 29 - Tekstslide

Adverbials: Position in a sentence
!! Als we nadruk willen leggen op een adverbial of time, plaatsen we deze aan het begin van een zin.

Last year, they didn't play well, but this year they did.
They didn't play well last year

Slide 30 - Tekstslide

Adverbials: Order in a sentence
Sometimes there are more adverbials in a sentence
Place + Time

  • Let's have lunch at Starbucks tomorrow


  • ABCDEFGHIJKLMNO P QRS T UVWXYZ

Slide 31 - Tekstslide

Place
Time
It didn't snow
in Holland
last winter.
The next train arrives
at platform 2
in 5 min.
Let's have lunch
at Starbucks
tomorrow

Slide 32 - Tekstslide


P
L
A
C
E


T
I
M
E

immediately
on Saturday
yesterday
in London
There
Here
At night
every day
Upstairs

Slide 33 - Sleepvraag

Put the words in brackets (tussenhaakjes) in the correct order

My aunt (tomorrow / to the hospital / is going)

Slide 34 - Open vraag

Put the words in brackets (tussenhaakjes) in the correct order

They (to Italy / in two years / want to go)

Slide 35 - Open vraag

Put the words in brackets (tussenhaakjes) in the correct order

(James /coffee / at AH To Go /buys / everyday)

Slide 36 - Open vraag

Adverbs of frequency
  • Bijwoorden van frequentie
Bijwoorden die aangeven hoe vaak iets gebeurt.





never
hardly ever
rarely
occasionally
nooit
bijna nooit
zelden
af en toe
sometimes
often
usually
always
soms
vaak
meestal
altijd

Slide 37 - Tekstslide

Adverbs of frequency
*positie in de zin*
Deze bijwoorden staan normaal voor het werkwoord in een zin

Example:
  • I always study after class
  • I sometimes play tennis in the weekend
  • He never turned up




Slide 38 - Tekstslide

Adverbs of frequency
*positie in de zin*
We zetten bijwoorden van frequency achter het werkwoord, als het een vorm van 'to be' is.
  • (am, are, is, was, were)

example:
I am never angry
We are always happy.

Slide 39 - Tekstslide

Choose the correct sentence
A
Often he listens to the radio
B
He listens to the radio often
C
He listens often to the rado
D
He often listens to the radio

Slide 40 - Quizvraag

Eric is not a pleasant person. He is ____ in a bad mood
A
always
B
never
C
rarely
D
sometimes

Slide 41 - Quizvraag

Write the sentence with the adverb in the right position:

Do you go to the cinema on Fridays?
(sometimes)

Slide 42 - Open vraag

Past continuous form

subject + was/were + verb-ing
(onderwerp + was/were +werkwoord-ing)









Slide 43 - Tekstslide

Past continuous: affirmative (bevestigend)

Slide 44 - Tekstslide

Past continuous: negative (ontkennende)

Slide 45 - Tekstslide

Past continuous: interrogative (vragend)

Slide 46 - Tekstslide

Past Simple
explain....

Slide 47 - Tekstslide

Past S. Vs. Past C.
Past Simple:  to talk about an action in the past and finished in the past.

Past continuous: to talk about an ungoing action in the past.

Slide 48 - Tekstslide

Slide 49 - Link

Slide 50 - Video

See you later :) !

Slide 51 - Tekstslide