Paragraaf 5 Lenen en Betalen

3 VMBO-T
2.5 Lenen en betalen
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

3 VMBO-T
2.5 Lenen en betalen

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
Bespreken opdracht 3,4,6 en 7 Hoofdstuk 2 paragraaf 4

uitleg Hoofdstuk 2 paragraaf 5  (Geen Huiswerk let goed op de uitleg)

Leerling raad

Slide 2 - Tekstslide

paragraaf 4
bespreken opdracht 3,4 6 en 7

Slide 3 - Tekstslide

Vragers en aanbieders van geld:
Spaarders en leners heb je onder: 
- Consumenten
- Producenten
- Overheid

Spaarders zijn aanbieders van geld. ( kredietverstrekkers)
Leners zijn vragers naar geld.  ( Kredietnemers)

Banken zijn dus bemiddelaars tussen vragers en aanbieders van geld. 

Slide 4 - Tekstslide

Lenen

Lenen is het geld van een ander gebruiken. Als je geld tekort komt, kun je geld lenen.
Je moet het geld dat je leent terugbetalen. Je noemt dat aflossen.



Slide 5 - Tekstslide

Wanneer wordt lenen aantrekkelijker?
Als je denkt dat je in de toekomst meer gaat verdienen, maakt dat lenen aantrekkelijk.  ( HOGERE INKOMSTEN)

Ook het vooruitzicht op inflatie maakt lenen aantrekkelijker: hoe eerder je iets koopt, des te lager de prijs. ( INFLATIE)

Slide 6 - Tekstslide

Persoonlijke lening
  • Vast bedrag
  • Terugbetalen in vaste gelijke termijnen

Slide 7 - Tekstslide

Persoonlijke lening

termijnbedrag x aantal maanden = totale kosten


totale kosten - lening = kredietkosten



Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Kredietkosten: rekenvraag
Je leent €4.000 met een looptijd van drie jaar en betaalt in maandtermijnen van €130,-. Wat betaal je aan kredietkosten? 

Totale kosten 3 x 12 x €130  = €4.680
Leenbedrag                                = €4.000
----------------------------------------   - 
Kredietkosten                            =€      680

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht
Je leent voor een nieuwe auto € 15000,-. 
Je betaalt deze in 36 maanden terug. Het maandtermijn is € 484,-.
Wat zijn de rentekosten van deze lening?

Slide 11 - Tekstslide

Uitwerking
Je betaalt 36 maanden lang € 484,- per maand terug.
Je betaalt dus 36 x € 484,- = 
€ 17424,-.
De rentekosten van deze lening is dus € 17424,- - € 15000,- = 
€ 2424,-

Slide 12 - Tekstslide

Opgave 




Voor de aanschaf van een tweedehands sportauto sluit je een persoonlijke lening af. Je leent €25.000 met de looptijd van drie jaar.
a). Bereken de kredietkosten van deze lening.

b) Welk bedrag had je bespaard als je voor twee jaar had gekozen?



Slide 13 - Tekstslide

a. Kredietkosten = (aantal maanden x maandbedrag) - lening
Kredietkosten = (36 x € 771,62= 27.778,32) - € 25.000 = € 2.778,32

b Kredietkosten = (24 x €1.119= 26.856) - € 25.000 = € 1.856,00
€2.778,32 - € 1.856,00 = € 922,32 hadden ze bespaard.

Slide 14 - Tekstslide

Begrippen bij lenen

Effectieve rente = rente inclusief de bijkomende kosten van een lening
Termijn= Het bedrag dat iemand regelmatig moet betalen. ( leendeel van de aflossing + rente/kosten)
Krediet= Geldlening

Slide 15 - Tekstslide

Huiswerk paragraaf 2.5
Opdracht 4-7-8 en 9
timer
10:00

Slide 16 - Tekstslide

Als je geld leent voor de aanschaf van duurzame consumptiegoederen spreek je van een ..
A
Hypothecaire lening
B
Persoonlijke lening
C
Consumptieve lening
D
Doorlopend krediet

Slide 17 - Quizvraag

De effectieve rente is hoger dan de rente
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Het aanbod van geld wordt geleverd door ...
A
de banken
B
de bedrijven
C
de leners
D
de spaarders

Slide 19 - Quizvraag