Op Reis naar Griekenland E5

• Begrijpend lezen
• Basisschool
• Groep 5

Op Reis naar Griekenland

E5 niveau

Wat doet Karel op de boot?

Wat doet Karel op de boot?

1. Hij eet een ijsje
2. Hij ontmoet een zeehond die jongleert met schelpen
3. Hij slaapt
4. Hij zwemt in de zee

Waarom vindt Karel het vliegtuig spannend?

Waarom vindt Karel het vliegtuig spannend?

1. Omdat het vliegtuig oud is
2. Omdat hij nog nooit gevlogen heeft
3. Omdat het vliegtuig schommelt in de lucht
4. Omdat hij alleen moet vliegen

Wat doet Karel samen met zijn oma?

Wat kreeg iedereen bij de ingang?

1. Hij gaat vissen
2. Hij maakt een vlieger
3. Hij wandelt door het dorp
4. Hij bakt koekjes en kookt Grieks eten

Wat zegt de piloot tegen Karel in het vliegtuig?

Wat kon je doen in het speellokaal?

1. “Maak je geen zorgen, we zijn er zo!”
2. “Je moet nu slapen.”
3. “We gaan terug naar huis.”
4. “Pas op, we vallen!”

Wat doet Karel ’s avonds op het eiland?

Wat doet Karel ’s avonds op het eiland?

1. Hij kijkt tv met opa en oma
2. Hij speelt verstoppertje
3. Hij kijkt naar de sterren en luistert naar de krekels
4. Hij schrijft een brief naar huis

Naar wie verwijst het woord “ze” in de zin: “Ze kijken naar de sterren en luisteren naar de krekels”?

Naar wie verwijst het woord “hij” in de zin: “Hij ontmoet een zeehond die kan jongleren met schelpen”

Wat is volgens jou de belangrijkste boodschap of het belangrijkste onderwerp van deze tekst?

zelf nadenken!

Waarom klapte iedereen voor Mila?

1. Karel vindt het eng om met de trein en het vliegtuig te reizen.
2. Karel beleeft een avontuurlijke en gezellige vakantie bij zijn opa en oma in Griekenland.
3. Karel leert hoe je koekjes bakt en druiven plukt.
4. Karel wil graag verhuizen naar Griekenland.

Welke dieren ontmoet Karel tijdens zijn reis, en waar ontmoet hij ze?

Naar wie verwijst “ze” in deze zin: “Ze lachte en knikte” (laatste alinea)?

Hoe weet je dat Karel een fijne vakantie heeft gehad? Noem twee dingen uit de tekst die dat laten zien.