Toetsvoorbereiding (1 les)

Toetsvoorbereiding 
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Toetsvoorbereiding 

Slide 1 - Tekstslide

Toetsvoorbereiding 
Log in op LessonUp en open deze presentatie
We bespreken per paragraaf:
  • Kernbegrippen
  • Oefenopdrachten

Slide 2 - Tekstslide

5.1 Planten bekijken
  • Je kunt de delen van een plant benoemen en uitleggen wat hun taak is.
  • Je kunt de delen van een plantencel benoemen en de belangrijkste taken geven.
  • Je kunt uitleggen hoe planten rechtop blijven staan.
  • Je kunt beschrijven hoe vervoer van water in de plant gaat.


Slide 3 - Tekstslide

De 4 organen van een plant
Wortels: hiermee neemt de plant water op en staat de plant stevig
Stengel: houdt de plant rechtop en vervoert water en voedingsstoffen naar de bladeren (en bloem)
Bladeren: hierin maakt de plant zijn eigen voedingsstoffen 
Bloemen: zijn de voortplantings- organen van een plant, hier ontstaan nieuwe zaden

Slide 4 - Tekstslide

Een plantencel
Leer de onderdelen van de cel! 
Zie blz . 63 in je tekstboek

Slide 5 - Tekstslide

Kruidachtige planten hebben water nodig voor de stevigheid. Ze blijven rechtop staan door het water dat in de vacuolen van de cel zit. 
Houtachtige planten hebben houtcellen voor hun stevigheid. Ze blijven rechtop staan door dikke celwanden van houtstof. 
bloemen/ kruiden
struiken en bomen

Slide 6 - Tekstslide

Vervoer van water
Plant neemt water en voedings- stoffen op met de wortelharen.

Via vaatbundels in de stengels en nerven wordt water en voedings-stoffen naar alle organen van de plant vervoert.

Slide 7 - Tekstslide

 Leerdoel: Je kent de onderdelen van een plantencel met hun functie
Regelt alles wat er gebeurt in de cel
Hierdoor is de cel stevig
Regelt welke stof de cel in en uit gaan
Zorgt voor een stevige laag om de cel heen
Stroperige vloeistof, hierin liggen de celkern en de bladgroenkorrels
Geeft de plant zijn groene kleur en maken voedingsstoffen 
celmembraan
cytoplasma
vacuole
celwand
bladgroenkorrels
celkern

Slide 8 - Sleepvraag

Hoe blijven kruidachtige planten rechtop staan?
A
De celwand bevat houtstof wat stevigheid geeft.
B
De vacuole vult zich met water.
C
De celmembraan bevat houtstof dat stevigheid geeft.
D
Het cytoplasma vult zich met water.

Slide 9 - Quizvraag

5.2 Planten groeien
  • Je kunt de bouw van een zaadje beschrijven.
  • Je kunt beschrijven hoe een plant uit een zaadje komt.
  • Je kunt beschrijven hoe een jong plantje verder groeit.
  • Je kunt uitleggen hoe een boom in de lengte en in de dikte groeit. 


Slide 10 - Tekstslide

Zaad
  • Zaadhuid: beschermt het binnenste van de boon
  • Poortje: hierdoor vond de bevruchtig plaats.
  • Navel: plek waar bruine boon in peulvrucht zit. 
  • Zaadlob: hierin zit voeding voor het jonge plantje. 
  • Kiem: begin van jong plantje

Slide 11 - Tekstslide

Ontkiemen
Zolang zaden droog blijven, gebeurt er niets. Pas als er vocht bij komt groeit er een nieuw plantje uit de boon.  Dat heet ontkiemen

1. De zaadhuid neemt water op
2. Daardoor zwellen de zaadlobben op en knapt de zaadhuid open
3. Het worteltje komt naar buiten
4. De stengel en de blaadjes volgen

Slide 12 - Tekstslide

Levenscyclus van een plant

De ontwikkeling van een plant: 
1. Zaad ontkiemt
2. Plant groeit uit en krijgt bloemen
3. Uit de bloemen ontstaan vruchten en zaden
4. De zaden worden verspreid en de cyclus begint opnieuw  




1
Een bruine boon is een zaad
2
Het zaadje neemt water op via het poortje. Het zaadje zwelt op en de zaadhuid breekt open.
3
Het worteltje komt naar buiten.
4
Het worteltje groeit de bodem in en de zaadlobben komen boven de grond.
5
Het kiemplantje groeit en gebruikt hierbij voedingsstoffen uit de zaadlobben.
6
Het kiemplantje wordt groter en krijgt meer bladeren.
7
Er is een volwassen bonenplant ontstaan.
8
Aan de bonenplant ontstaan bloemen. Uit de bloemen ontstaan peulvruchten, met zaden. 
9
De bonen uit de peulvrucht zijn de zaden.

Slide 13 - Tekstslide

Diktegroei bij bomen
De stam en takken worden elk jaar dikker. 
In het groeilaagje vormen zich elk jaar nieuwe houtcellen

Lichte hout: voorjaar/lente
Donkere hout: zomer
Jaarring: lichte + donkere ring

Slide 14 - Tekstslide

Sleep de stappen van de ontkieming in de juiste volgorde.
1
2
3
4
De zaadhuid neemt water op
De zaadlobben zwellen op en de zaadhuid knapt open
Het worteltje komt naar buiten
De stengel en blaadjes komen uit

Slide 15 - Sleepvraag

In een boom is één jaarring veel breder dan de andere jaarringen. Wat kan daarvan de oorzaak zijn?
A
De boom had last van een rupsenplaag.
B
De winter van dat jaar was erg koud.
C
De zomer van dat jaar was erg droog.
D
Het voorjaar van dat jaar was warm en vochtig.

Slide 16 - Quizvraag

5.3 Planten voeden zich
  • Je kunt opnoemen welke stoffen planten nodig hebben.
  • Je kunt beschrijven hoe die stoffen in een plant komen.
  • Je kunt uitleggen dat een plant glucose en andere voedingsstoffen maakt en waarvoor ze nodig zijn.
  • Je kunt beschrijven waar planten de gemaakte stoffen opslaan. 


Slide 17 - Tekstslide

Fotosynthese 
Fotosynthese: proces waarbij de plant zijn eigen eten (glucose) maakt; vindt plaats in de bladgroenkorrels in de bladeren. 









Slide 18 - Tekstslide

Glucose
Van de glucose maakt de plant:

- Zetmeel en vetten; als reservevoedsel  voor de nieuwe kiemplant
- Eiwitten; voor groei.


Slide 19 - Tekstslide

Opslag van reservestoffen
Reservestoffen worden vaak opgeslagen in de wortels

Bij sommige planten in:
- Knol: verdikte wortel/ondergrondse stengel
- Bol: dikke bladeren (rokken)

Ook in de zaadlobben van zaden!

Slide 20 - Tekstslide

Waar in de cel vindt fotosynthese plaats? 
Fotosynthese
1
2
3
4
5

Slide 21 - Sleepvraag

+
+
Reactieschema van de fotosynthese
Glucose
Water
Licht
Koolstofdioxide
Zuurstof

Slide 22 - Sleepvraag

5.4 Voortplanten
  • Je kunt de delen van een bloem in een afbeelding benoemen.
  • Je kunt beschrijven hoe de meeldraden en stamper zijn gebouwd en waarvoor ze zijn.
  • Je kunt uitleggen hoe bestuiving gaat en hoe dat bij verschillende bloemen gebeurt.
  • Je kunt beschrijven hoe de zaden in een bloem ontstaan.
  • Je kunt manieren opnoemen van hoe zaden zich verspreiden.
  • Je kunt beschrijven wat er allemaal gebeurt in een plantenleven.
  • Je kunt uitleggen dat verschillende soorten planten één jaar, twee jaar of langer leven. 

Slide 23 - Tekstslide

Onderdelen van een bloem met de functie
  • Bloembodem: Hierop zitten andere delen van de bloem vast.
  • Kelkbladeren: groene blaadjes, beschermen de bloem tegen kou, uitdroging, en beschadiging als de bloem in de knop zit.
  • Nectarkliertjes: Klieren onderin de bloem, die nectar maken = zoete stof die insecten eten.
  • Kroonbladeren: gekleurde bloemblaadjes, hiermee lokt de plant insecten.
  • Stamper: vrouwelijke deel van de bloem dat middenin de bloem zit, is voor de voortplanting
  • Meeldraden: mannelijke deel van de bloem en staan rondom stamper, zijn voor voortplanting

Slide 24 - Tekstslide

De stamper
Stamper bestaat uit: 
1. Stempel
2. Stijl 
3. Vruchtbeginsel

In het vruchtbeginsel zitten zaadbeginsels
In elk zaadbeginsel zit een eicel

Dit zijn de 'vrouwelijke geslachtsdelen' van de bloem! 

Slide 25 - Tekstslide

De meeldraad
Meeldraad bestaat uit:
1. Helmknop 
2. Helmdraad

De stuifmeelkorrels zijn de mannelijke voortplantingscellen, te vergelijken met zaadcellen van mensen.

Dit zijn dus de 'mannelijke geslachtsdelen' van de bloem!

Slide 26 - Tekstslide

Bestuiving
 Stuifmeel van de meeldraden van een
bloem gaan naar de stamper van een 
bloem van dezelfde soort plant.



Door insecten: insectenbloem
Door de wind: windbloem

Slide 27 - Tekstslide

Ontstaan van zaden
1. Stuifmeelkorrels plakken op de stempel
2. Celkern gaat door de stuifmeelbuis tot in de eicel
3. Elke bevruchte eicel (zaadbeginsel) groeit uit tot een zaadje, daaromheen groeit het vruchtbeginsel tot vrucht

Slide 28 - Tekstslide

Zaadverspreiding
3 manieren: 
1. Door wind
2. Door dieren
3. Door de plant zelf

Slide 29 - Tekstslide

Wanneer is er
WEL bestuiving?
A
Situatie 4
B
Situatie 5
C
Situatie 6
D
Situatie 7

Slide 30 - Quizvraag

Wat gebeurt er op deze
afbeelding?
A
Stuifmeel komt op de stempel.
B
Er ontstaat een stuifmeelbuis.
C
Celkern van stuifmeel komt bij zaadbeginsel.
D
Zaadbeginsel groeit uit tot zaad.

Slide 31 - Quizvraag

Als dit een tomatenplant is,
hoeveel zaadjes kunnen er
groeien in deze tomaat?
A
1
B
2
C
4
D
5

Slide 32 - Quizvraag