M4 Unit 4 English Grammar in Use

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Answers English Grammar in Use  - Unit 3

Slide 2 - Tekstslide

Answers Unit 3
3.1
3 is trying 
4 phones
5 OK
6 are they taking
7 OK
8 OK
9 It's getting/ It is getting
10 I'm coming/ I am coming
11 He always starts
12 OK


Slide 3 - Tekstslide

Answers Unit 3
3.2

2 a) Are you listening 4 a) I don't do
   b) Do you listen b) do you usually do

3 a) flows 5 a) She's staying/ She is staying
   b) is flowing/ 's flowing b) She always stays

Slide 4 - Tekstslide

Answers Unit 3
3.3
2 She speaks 
3 Everybody's waiting/ Everybody is waiting
4 do you pronounce
5 isn't working/ is not working/ 's not working
6 is improving
7 lives
8 I'm starting/ I am starting
9 They're visiting/ They are visiting
10 does your father do
11 it doesn't take
12 I'm learning/ I am learning
     is teaching/ 's teaching

Slide 5 - Tekstslide

Answers Unit 3
3.4

2 It's always breaking down
3 I'm always making the same mistake/ that mistake
4 You're always leaving your phone at home

Slide 6 - Tekstslide

English Grammar in Use - Unit 4
Present Continuous versus Present Simple part two

Slide 7 - Tekstslide

DOEL
  1. Ik weet het verschil tussen de Present Continuous en de Present Simple 
  2. Ik kan de Present Continuous en de Present Simple maken
  3. Ik weet wanneer ik de Present Continuous en de Present Simple gebruik

Slide 8 - Tekstslide

Nog een paar toevoegingen t.o.v part 1
A) STATISCHE WERKWOORDEN
Dit zijn werkwoorden die in de regel geen 'ing' krijgen. Deze werkwoorden moet je uit je hoofd leren:
like, want, need, prefer, know, realise, understand, recognise, believe, suppose, remember, mean, belong, fit, contain, consist, seem.
Deze werkwoorden gebruik je dus alleen in de present simple 

B) Think
Als het werkwoord think 'geloof' betekent of gaat over een mening van iemand gebruik je geen 'ing' . 
Als het werkwoord think gaat over 'nadenken over' kun je de 'ing' vorm wel gebruiken 

Slide 9 - Tekstslide

Nog een paar toevoegingen t.o.v part 1
C) ZINTUIGLIJKE WERKWOORDEN
Bij zgn zintuiglijke werkwoorden gebruik je geen 'ing' 
Dit zijn:
see, hear, smell, taste, look, feel 
Let op: Alleen als 'look' betekent 'eruit zien'. Niet als het 'kijken' betekent
Let op: Als 'feel' betekent 'ik voel me nu goed' bijvoorbeeld gebruik je wel 'I am feeling good'

D) AM/ARE/IS BEING
Bij het werkwoord 'be' gebruik je alleen 'being' als het gaat om gedrag dat nu, op dit moment, vertoond wordt. Niet om gedrag dat iemand altijd vertoont. 
Bijv: He is being very selfish at the moment, he is not usually like that. 

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Don't switch off the TV. I ............(watch) a show at the moment

Slide 12 - Open vraag

Right now, she ....................(think) she is always right

Slide 13 - Open vraag

Hurry! I ................. (need) to catch the 11 o'clock train

Slide 14 - Open vraag

The path is icy. Don't slip! Don't worry, I ...................(be) very careful

Slide 15 - Open vraag

Do you want a piece of this cake? No, thanks, it ................. (smell) a bit funny

Slide 16 - Open vraag

I can't make up my mind. What .....................(you/think) I should do?

Slide 17 - Open vraag

................. you ..............(see) that man over there?

Slide 18 - Open vraag

I'm hungry. I .......................(want) something to eat

Slide 19 - Open vraag

I am happy you told me. Now I ..................(understand) why you are so sad

Slide 20 - Open vraag

She ..........................(not seem) happy right now.

Slide 21 - Open vraag

Ik kan de Present Continuous en de Present Simple maken en toepassen, ook met statische werkwoorden, think en be
A
Ja :-)
B
Nee :-(
C
Een beetje

Slide 22 - Quizvraag

Nog even de uitleg voor diegenen die dat willen 

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

English Grammar in Use - Unit 4
Voor: 

Slide 25 - Tekstslide