5D/A Middelnederlandse taal

Middelnederlands
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSecundair onderwijs

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Middelnederlands

Slide 1 - Tekstslide

Kenmerken
Middelnederlandse Taal
Denk even terug aan de les van gisteren over de geschiedenis van de middeleeuwen, denk terug aan de lessen Middelnederlands vorig jaar.

Slide 2 - Woordweb

Welke kenmerken van Middelnederlands kunnen we afleiden uit het filmpje?

Slide 3 - Open vraag

0

Slide 4 - Video

Lees de allereerste zinnen van het ridderverhaal 'Karel ende Elegast' - hier komt een volgende kenmerk van het Middelnederlands duidelijk naar voren...

Slide 5 - Tekstslide

Enclisis en proclisis
Enclisis
Een enclise is wanneer een onbeklemtoond woord achter een ander woord wordt geplakt. Het voornaamwoord plakt zo vaak achteraan het werkwoord, zoals  ic (ik), mi(n) (mij), di(n) (jou), hem, hare, se (zich/haar/hen).
Voorbeeld: hebbe + ic → hebbic  OF soude + ghi → soud ghi → soudghi / soudgi

Proclisis
Een proclise is wanneer een onbeklemtoond woord vóór een ander woord wordt vastgeplakt.
Denk: pro = ervoor.
Voorbeeld: Ic en weet niet. → Enweet ic niet = en + werkwoord 


Slide 6 - Tekstslide

In het Middelnederlands vinden we dus veel voorbeelden van 'enclisis' terug. Welke van de onderstaande opties is hiervan een voorbeeld?
A
Vraye
B
Historie
C
ende
D
Maghic

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Video

Welk kenmerk van Middelnederlands kunnen we afleiden uit het filmpje?

Slide 9 - Open vraag

Slide 10 - Video

Welk kenmerk van Middelnederlands kunnen we afleiden uit het filmpje?

Slide 11 - Open vraag

Middelnederlands vs Oudnederlands
Oudnederlands (± 500–1150)
Heel oud: lijkt nog sterk op Germaanse talen. Veel naamvallen (zoals in Duits).
  • Lange woorden met volle klinkers: de klank bleef a / o / e, en werd nog niet een “stomme e” zoals in later Nederlands. Voorbeeld: apfula/ apalla - appelen
  • In het Oudnederlands sprak men een f-achtige klank uit aan het begin van woorden. Voorbeeld: frouwa = vrouw.
  • In het Oudnederlands bestond de þ / ð = TH-klank, maar in het Middelnederlands verdween die → werd d. Daarom krijg je “ding”, “derde”, “donker” enz.
  • Andere woorden: giskiðan = geschieden (nu: gebeuren),maar het wordt nog gebruikt in 'geschiedenis'. 
  • Dubbele ontkenning heel gebruikelijk:  en + niet. Voorbeeld: Hi en dede niet = Hij deed niets.
Weinig geschreven teksten.


Slide 12 - Tekstslide

Middelnederlands (± 1150–1500) -> Lijkt al meer op het moderne Nederlands.
  • Naamvallen verdwijnen langzaam.
  • Korte woorden, klinkers verzwakken: 
Oudnederlands: da-gos (twee volle klinkers)
Middelnederlands: daghe (laatste klinker = stomme e)
Modern: dag
➡️ -os verdwijnt → klinker verzwakt
Oudnederlands: ap-fu-la (drie volle klinkers!)
Middelnederlands: appelen (stomme -e / -en)
Modern: appels
  • Dubbele ontkenning blijft
  • Veel meer geschreven teksten (Reinaert, Beatrijs…).
Klinkt soepeler en berijpelijker

Slide 13 - Tekstslide

 Dat en laet door niemen niet, gi en segt waer (Elegast 1261)
- Hier vind je een voorbeeld van de dubbele ontkenning in het Middelnederlands. Duid ze aan. -

Slide 14 - Tekstslide

Middelnederlands: een kennisquiz
Je krijgt zo zes Middelnederlandse woorden te zien, namelijk hengist, fadaer, knîf, skelo, nagal en akrabrasta. Selecteer steeds de juiste betekenis. 

Slide 15 - Tekstslide

hengist
A
paard
B
wapen

Slide 16 - Quizvraag

fadaer
A
veer
B
vader

Slide 17 - Quizvraag

knîf
A
knijp
B
mes

Slide 18 - Quizvraag

skelo
A
geraamte
B
scheel

Slide 19 - Quizvraag

akrabrasta
A
iets met akker, namelijk...
B
een toverspreuk om...

Slide 20 - Quizvraag

nagal
A
spijker
B
nacht

Slide 21 - Quizvraag

akrabrasta
A
iets met akker, namelijk...
B
een toverspreuk om...

Slide 22 - Quizvraag

Beschrijf hieronder alle kenmerken van de Middelnederlandse taal die tijdens deze les aan bod zijn gekomen.

Slide 23 - Open vraag

Welk kenmerk van het Middelnederlands komt verschillende aan bod in onderstaande zin:
"doe quamen tes coninx hove,
alle die dieren, groet ende cleene.
Sonder vos Reynaert alleene.
Hi hadde te hove so vele mesdaen
Dat hire niet dorste gaen."

A
Dubbele ontkenning
B
Klinkerverlening 'e'
C
Enclisie

Slide 24 - Quizvraag

Hertaal het fragment op de volgende slide naar het modern Nederlands en trek er een foto van, die je hier toevoegt.

Slide 25 - Open vraag

Slide 26 - Tekstslide

Stel een vraag over iets wat nog niet helemaal duidelijk is voor jou...

Slide 27 - Open vraag