Les articles

Cours du 23 mai 2024
voorbereiding MP1 schrijfvaardigheid
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 1-6

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Cours du 23 mai 2024
voorbereiding MP1 schrijfvaardigheid

Slide 1 - Tekstslide

traduis les phrases
1. Vanavond eten we patat met kip.
2. Daarna ga ik met de poezen spelen.
3. Wisten jullie trouwens dat ik dol ben op chocolade?
4. Inderdaad, ik hou van eten, eten is mijn hobby :-)
5. Maar ik sport ook, ik doe aan tennis, hardlopen en verder nog yoga. En jij?
timer
5:00

Slide 2 - Tekstslide

corriger
1. Ce soir, on mange/nous mangeons/on va manger des frites avec du poulet.
2. Ensuite/après, je vais jouer avec les chats.
3. D'ailleurs/par ailleurs, saviez-vous que j'adore le chocolat ?
4. En effet, j'aime manger, manger c'est mon hobby.
5. Mais, je fais également du sport, je fais du tennis, de la course à pied et puis du yoga. Et toi ?

Slide 3 - Tekstslide

1. L'article défini = bepaald lidwoord
  • La personne en face de moi. 

  • Je promène le chien.

  • Les enfants vont à l'école. 

=DE of HET in het Nederlands

Slide 4 - Tekstslide

2. L'article indéfini= onbepaald lidw
  • J'ai un vélo rouge.

  • Il me donne une rose. 

  • Je mange des fruits.

= EEN in het Nederlands

Slide 5 - Tekstslide

L'article contracté = het samengetrokken lidwoord

Slide 6 - Tekstslide

4. L'article contracté = samengetrokken lidwoord

Bij de voorzetsels 'à' en 'de' :


à + le = au
de + le = du
à + la = à la
de + la = de la
à + les = aux
de + les= des

Slide 7 - Tekstslide

1. Vous téléphonez ________________
père de Thierry?
A
au
B
à l'
C
à la
D
aux

Slide 8 - Quizvraag

2. Le professeur va parler ___________________ élèves.
A
au
B
à l'
C
à la
D
aux

Slide 9 - Quizvraag

3. Donne le ballon _______________ copine de Stéphane.
A
au
B
à l'
C
à la
D
aux

Slide 10 - Quizvraag

4. C’est un cadeau ______________ amis de l’école.
A
du
B
de l'
C
de la
D
des

Slide 11 - Quizvraag

5. Philippe habite près ____________ gare.
A
du
B
de l'
C
de la
D
des

Slide 12 - Quizvraag

6. Hassan revient ____________ école.
A
du
B
de l'
C
de la
D
des

Slide 13 - Quizvraag

5. L'article partitif= delend lidwoord
Je weet NIET hoeveel:




  • Je mange du pain
  • J'achète de la nourriture 
  • Je bois de l'eau 
WE VERTALEN DIT NIET IN HET NEDERLANDS!!
masculin
féminin
voyelle
singulier
du
de la
de l'
pluriel
des
des
des

Slide 14 - Tekstslide

5. L'article partitif= delend lidwoord
Je weet WEL hoeveel:




  • Il boit assez d'eau (Hij drinkt genoeg water)
  • J'achète beaucoup de fruits (Ik koop veel eten)
  • Je mange un peu de salade (Ik eet een beetje sla)

masculin/ féminin/ pluriel
voyelle
singulier
de
d'
pluriel
de
d'

Slide 15 - Tekstslide

5. L'article partitif= delend lidwoord
Na een ONTKENNING én na woorden die een hoeveelheid aangeven : DE of D' (ook voor meervoud!)
Je ne mange pas de viande
  • Il ne mange plus de fruits
  • Vous ne prenez pas d'oranges
  • une carafe d'eau
  • deux kilos de tomates

Slide 16 - Tekstslide

Combineer: kies het juiste lidwoord
Mon frère veut un verre ..... coca.
Je voudrais ... tomates.
Tu manges peu .... pain.
Pour moi .... limonade s'il vous plaît.
Je bois une bouteille ..... eau.
Nous mangeons .... chocolat.
de la 
du
de
des
de
d'

Slide 17 - Sleepvraag

na een getal (1, 2, 3 etc) volgt
A
het delend lidwoord
B
geen delend lidwoord maar direct het zelfst. nw

Slide 18 - Quizvraag

Deux kilos ....... pommes
(Kies het goede delend lidwoord)
A
des
B
de la
C
de
D
géén lidwoord

Slide 19 - Quizvraag

Je prends ..... poisson.
(Kies het goede delend lidwoord)
A
de la
B
du
C
de l'
D
des

Slide 20 - Quizvraag

Kies het juiste delend lidwoord:
Je prends une salade avec ___ poivrons.
A
du
B
des
C
de la
D
de l'

Slide 21 - Quizvraag

Geef het juiste delend lidwoord.
'Elle prend ..... lait.'
A
du
B
de la
C
de l'
D
des

Slide 22 - Quizvraag

Kies het juiste delend lidwoord:
Au café, je prends _____ coca.
A
du
B
des
C
de la
D
de l'

Slide 23 - Quizvraag

Kies het juiste delend lidwoord:
Ma soeur prend _____ orangina.
A
du
B
de l'
C
de la
D
des

Slide 24 - Quizvraag

Het delend lidwoord geeft een onbepaalde hoeveelheid aan.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 25 - Quizvraag

Vul het juiste delend lidwoord in:
'Ma mère achète......pain.
A
des
B
de la
C
du
D
de

Slide 26 - Quizvraag

Kies het juiste delend lidwoord:
Je ne prends pas _____ fromage.
A
de
B
du
C
de la
D
des

Slide 27 - Quizvraag

Kies het juiste delend lidwoord:
Au restaurant mes parents mangent _____ viande.
A
de la
B
des
C
du
D
de

Slide 28 - Quizvraag

Je ne bois pas ..... coca.
(Kies het goede delend lidwoord)
A
du
B
des
C
de la
D
de

Slide 29 - Quizvraag

Kies het juiste delend lidwoord:
Ma mère demande une bouteille _____ eau.
A
de la
B
d'
C
de l'
D
de

Slide 30 - Quizvraag

Kies het juiste delend lidwoord:
Mon petit frère mange seulement _____ frites.
A
de la
B
des
C
du
D
de l'

Slide 31 - Quizvraag

Welk delend lidwoord hoort in deze zin: " je n'ai pas ...... argent"
A
d'
B
du
C
de la
D
de l'

Slide 32 - Quizvraag

Kies: delend lidwoord of de / d':
Tu ne mange pas __ légumes?
A
du
B
des
C
de
D
d'

Slide 33 - Quizvraag

Heb ik het begrepen?
A
Ja, ik vond het gemakkelijk en ik heb alles begrepen!
B
Ik heb maar weinig begrepen en ik heb nog vragen.
C
Ik heb het meeste begrepen, maar niet alles.
D
Help! Ik begrijp er niets van!

Slide 34 - Quizvraag