Het Delend Lidwoord in het Frans
1 / 22
Lesduur is: 40 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Vul het juiste delend lidwoord in:
Je prends ...... jus d'orange.
Je prends ...... jus d'orange.
A
du
B
de la
C
de l'
D
des
Slide 2 - Quizvraag
Kennen wij het delend lidwoord in het Nederlands?
A
oui
B
non
C
je ne sais pas
Slide 3 - Quizvraag
Vul het juiste delend lidwoord in:
Je mange ...... croissants.
Je mange ...... croissants.
A
du
B
de la
C
de l'
D
des
Slide 4 - Quizvraag
Wat is een delend lidwoord?
A
un, une
B
du, de la, de l', des
C
le, la, les
Slide 5 - Quizvraag
Wat zijn de delende lidwoorden?
A
le / la / l' / les
B
un / une / des
C
à, au, aux
D
du / de la / de l' / des
Slide 6 - Quizvraag
Kies de juiste vorm van het delend lidwoord
A
j'achète UN PAQUET de la beurre (m)
B
j'achète UN PAQUET du beurre (m)
C
j'achète UN PAQUET le beurre (m)
D
j'achète UN PAQUET de beurre (m)
Slide 7 - Quizvraag
Je prends ..... poisson.
(Kies het juiste delende lidwoord)
(Kies het juiste delende lidwoord)
A
de la
B
du
C
de l'
D
des
Slide 8 - Quizvraag
Welke uitspraak is fout over het "delend lidwoord"?
A
het geeft onbepaalde hoeveelheden aan
B
je gebruikt het na een getal
C
het bestaat niet in het Nederlands
D
'de l' staat voor een klinker of stomme h
Slide 9 - Quizvraag
'Er is geen olie meer.'
Kies de juiste vertaling. (ontkenning en delend lidwoord)
A
Il n'y a plus d'huile.
B
Il n'y a plus de l'huile.
Slide 10 - Quizvraag
Wanneer krijg je delend lidwoord in het Frans?
A
In elke zin met lijdend voorwerp
B
Na een ontkenning
C
Als er in het Nederlands geen lidwoord staat
D
Bij het gebruik van een voorzetsel
Slide 11 - Quizvraag
Wat gebeurt er met het delend lidwoord na:
een hoeveelheid / een ontkenning?
A
geen idee
B
er verandert niets
C
delend lidwoord verandert in de / d'
D
delend lidwoord verandert in le/la/l'/les
Slide 12 - Quizvraag
Vul het juiste delend lidwoord in:
Je mange ...... soupe (v).
Je mange ...... soupe (v).
A
du
B
de la
C
de l'
D
des
Slide 13 - Quizvraag
Een delend lidwoord gebruik je
A
zowel in het Nederlands als in het Frans
B
alleen in het Nederlands
C
alleen in het Frans
D
bij uitzonderingen in het Frans
Slide 14 - Quizvraag
Wanneer gebruik je een delend lidwoord?
(meerdere antwoorden mogelijk)
(meerdere antwoorden mogelijk)
A
als je in het Nederlands 'de/het' zegt
B
Als je in het Nederlands geen lidwoord gebruikt
C
Als je niet weet wat de 'hoeveelheid' is.
D
Als er in het Nederlands 'van' staat
Slide 15 - Quizvraag
Delend lidwoord
Bij het ontbijt, drink ik melk
Bij het ontbijt, drink ik melk
A
Au petit-déjeuner, je bois lait
B
Au petit-déjeuner, je bois du lait
C
Au petit-déjeuner, je bois le lait
Slide 16 - Quizvraag
Welk delend lidwoord?
Je ne mange pas ........ viande.
Je ne mange pas ........ viande.
A
de
B
d'
C
du
D
de la
Slide 17 - Quizvraag
Tu veux ... coca ?
Kies het juiste delend lidwoord.
Kies het juiste delend lidwoord.
A
du
B
de la
C
de l'
D
des
Slide 18 - Quizvraag
Vul het juiste delend lidwoord in:
Je mange ...... soupe.
Je mange ...... soupe.
A
du
B
de la
C
de l'
D
des
Slide 19 - Quizvraag
Deux kilos ....... pommes
(Kies het goede delend lidwoord)
(Kies het goede delend lidwoord)
A
des
B
de la
C
de
D
géén lidwoord
Slide 20 - Quizvraag
Vul het juiste delend lidwoord in:
Je bois ...... eau (v).
Je bois ...... eau (v).
A
du
B
de la
C
de l'
D
des
Slide 21 - Quizvraag
Kies het juiste delend lidwoord:
Je prends ..... poisson(m).
Je prends ..... poisson(m).
A
de la
B
du
C
de l'
D
des
