K2 2H Lektion 6 + HERHALING

Guten Tag!
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

Guten Tag!

Slide 1 - Tekstslide

Was machen wir heute?
  • Lernziele: 
    Wiederholung des Kapitels
  • Hausaufgaben korrigieren (10-15 Min.)
  • Hausaufgaben machen (10-15 Min.)
  • Wiederholung des Kapitels (20 Min.)
  • Ziel erreicht? (5 Min.)
  • Eventuell Logo! (15 Min.)

Slide 2 - Tekstslide

Hausaufgaben korrigieren
Nimmt bitte eure Hausaufgaben vor euch.
Buch und Heft öffnen, bitte.

Slide 3 - Tekstslide

Hausaufgaben machen
Machen: Aufgabe 1 bis 7
Lesen: Seite 88 bis 91

timer
15:00
Lernen:
Seite 92+93+94+95

Slide 4 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoord
ik
jij
hij/zij/het
wij
jullie
zij/u

Slide 5 - Tekstslide

Het werkwoord
Wat doe je met je werkwoord als je deze wilt vervoegen?
Hoe pak je dat aan?

Slide 6 - Tekstslide

Het werkwoord
wohn
wohn
wohn
wohn
wohn
wohn
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
Sie/sie
e
st
t
en
t
en
heiß
heiß
heiß
heiß
heiß
heiß
e
t
t
en
t
en
(fe)esttenten
standaard
(e)ettenten
op -s, -z, -ß

Slide 7 - Tekstslide

Das schwache Verb
wohn
wohn
wohn
wohn
wohn
wohn
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
e
st
t
en
t
en
red
red
red
red
red
red
e
est
et
en
et
en
(fe)esttenten
standaard
(f)eesteteneten
op -d, -t

Slide 8 - Tekstslide

Voltooid deelwoord
Wat is de regel voor het voltooid deelwoord in het Duits?

Zwakke werkwoorden met een stam op -d of -t hebben een extra toevoeging. Welke zou dat zijn?

De regel voor ww met stam op -d of -t is:

Slide 9 - Tekstslide

Het lidwoord
Der = 
Die =
Das =
Die =

Slide 10 - Tekstslide

Het lidwoord
Der = mannelijke personen, dieren en beroepen
Bijv. der Vater, der Kater, der Arzt
Die = vrouwelijke personen, dieren en beroepen
Bijv. die Mutter, die Katze, die Ärztin
Das = vaak "het" woorden in het NL
Bijv. das Mädchen, das Kätzchen, das Haus
Die = meervoudsvormen!
Bijv. die Väter, die Mütter, die Kinder

Slide 11 - Tekstslide

Het lidwoord
Der = dagen, maanden, jaargetijden
Bijv. der Montag, der April, der Frühling
Die = alle woorden op -heit, -keit, -schaft, -ung
Bijv. die Freiheit, die Flüssigkeit, die Gemeinschaft, die Umgebung
Vaak woorden op -e bijv. die Rose
Das = alle woorden op -chen, -lein
Bijv. das Mädchen, das Fräulein

Slide 12 - Tekstslide

er/sie/es
Je gaat van zelfstandige naamwoorden nu persoonlijke voornaamwoorden maken.

Dus bijv.
der Mann             er
die Frau                 sie
das Kind                es

Slide 13 - Tekstslide

er/sie/es
Hoe weet je nou, wanneer je er, sie of es moet gebruiken?

Ezelsbruggetje:
der Mann             er
die Frau                 sie
das Kind                es

Slide 14 - Tekstslide

Modale Verben
müssen            moeten
können             kunnen
dürfen               mogen
wollen               willen
mögen              houden van / lusten / aardig vinden
wissen               weten
möchten           graag willen

Slide 15 - Tekstslide

Modale Verben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
muss
musst
muss
müssen
müsst
müssen
kann
kannst
kann
können
könnt
können
darf
darfst
darf
dürfen
dürft
dürfen
will
willst
will
wollen
wollt
wollen
mag
magst
mag
mögen
mögt
mögen
Wat valt er op?

Slide 16 - Tekstslide

Modale Verben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
muss
musst
muss
müssen
müsst
müssen
kann
kannst
kann
können
könnt
können
darf
darfst
darf
dürfen
dürft
dürfen
will
willst
will
wollen
wollt
wollen
mag
magst
mag
mögen
mögt
mögen

Slide 17 - Tekstslide

Modale Verben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
weiß
weißt
weiß
wissen
wisst
wissen
möchte
möchtest
möchte
möchten
möchtet
möchten
Wat valt er op?

Slide 18 - Tekstslide

Modale Verben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
weiß
weißt
weiß
wissen
wisst
wissen
möchte
möchtest
möchte
möchten
möchtet
möchten

Slide 19 - Tekstslide

Hausaufgaben

Lernen: Grammatik auf Seite 58, 60, 66, 79, 85

Slide 20 - Tekstslide

Ziele erreicht?
Was habe ich gelernt?

Slide 21 - Tekstslide

Was ist es?
Warum schauen wir es?
Was habe ich gesehen?
Was habe ich gehört?
Worum ging es?

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Link