Inleiding Caesar

1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
Latijn en GrieksSecundair onderwijs

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Republiek
Keizerrijk
Koninkrijk
753 - 509v. Chr
509 - 27 v. Chr
27 v. - 476 n. Chr

Slide 3 - Sleepvraag

In welk van de drie bestuursvormen moeten we Caesar situeren?

Slide 4 - Open vraag

Slide 5 - Tekstslide

3

Slide 6 - Video

02:41
Wat wordt door de dood van de Gracchen in de verf gezet?
A
de opstanden en oorlogen
B
de opstand in Sicilië en de burgeroorlog
C
de groeiende kloof tussen arm en rijk en de instabiliteit in het rijk
D
de instabiliteit die leidt tot opstanden en oorlogen

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

02:53
Hoe heten de twee (bevolkings)groepen waarin de Romeinse maatschappij werd opgedeeld?

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Tekstslide

02:53
Optimates
Populares
Marius
Sulla

Slide 12 - Sleepvraag

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Pontus

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Welke gebieden veroverde Pompeius?

Slide 19 - Open vraag

Slide 20 - Tekstslide

6

Slide 21 - Video

02:16

Slide 22 - Link

02:21
Naar welke grote popularis verwijst de term Marianen weer?

Slide 23 - Woordweb

03:02
Waaruit bestond het initieel kapitaal van Crassus?
A
zijn vaders erfenis en de erfenis van Sulla
B
zijn vaders erfenis en zijn winst na de oorlog met Sulla
C
de enorme erfenis van zijn vader
D
zijn vaders erfenis en de eigendommen van de verbeurdverklaarden

Slide 24 - Quizvraag

03:37
Waar of niet waar:
Crassus profiteerde van Sulla's senaatshervorming?
waar
niet waar

Slide 25 - Poll

04:24
Hoe zou jij Crassus' handeltje in onroerend goed omschrijven?

Slide 26 - Woordweb

05:07
Hoe kon Crassus louter door zijn rijkdom zijn stempel drukken op de politieke beslissingen in Rome?

Slide 27 - Open vraag

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Welke bewering is niet juist?
A
Een praetor moet min. 40 jaar zijn en krijgt 6 lictoren.
B
Consuls zijn steeds met twee en moeten min. 45 jaar zijn.
C
Een aediel houdt toezicht op markten en organiseert spelen.
D
Een quaestor is min. 30 jaar en beheert de staatskas.

Slide 35 - Quizvraag

Slide 36 - Video

Om aan de cursus honorum te kunnen beginnen, moest je ...
A
een mannelijk burger zijn
B
een Romeinse man met burgerrechten zijn
C
een Romeinse mannelijke burger zijn en je voorbereiden op je rol
D
een Romeinse man zijn en tijd spenderen aan je rol in de maatschappij

Slide 37 - Quizvraag

Slide 38 - Video

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

zie leestekst

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Tekstslide