H. 17 en 18: Personages en omgeving

Woensdag 22 mei
Pak je leesboek en start met lezen 

Log in in LessonUp

Uitleg en oefenen fictie personages en omgeving

Aan de slag met les 17 en 18
timer
10:00
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Woensdag 22 mei
Pak je leesboek en start met lezen 

Log in in LessonUp

Uitleg en oefenen fictie personages en omgeving

Aan de slag met les 17 en 18
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Personages
Je leert welke soorten personages er zijn. 

Slide 2 - Tekstslide


Ik weet wat een personage is en wat de kenmerken van typen en karakters zijn.
😒🙁😐🙂😃

Slide 3 - Poll

Personages
Hoofdpersonen en bijfiguren en boeken en films noem je personages. Je kunt ze onderverdelen in: 
1. Type
2. Karakter

Personages en karakters: uiterlijk en innerlijk zijn belangrijk voor een verhaal en beeldvorming. 

Slide 4 - Tekstslide

Type
1. hebben altijd dezelfde kenmerken
2. overdreven neergezet
3. eerlijk  of oneerlijk 

Slide 5 - Tekstslide

Karakters
1. Een personage wat op een ‘echt ‘ mens lijkt. 
2. Hoofdpersonen zijn meestal karakters.
3. Hebben goede en slechte eigenschappen.
4. Veranderen gedurende een verhaal.

Slide 6 - Tekstslide

Uiterlijk
Onder het uiterlijk van een personage verstaan we alles wat je aan de buitenkant ziet;
- lichaamsbouw / gedrag / relatie tot andere personages.

Slide 7 - Tekstslide

Innerlijk
Hiermee bedoelen we wat een personage denkt  en voelt. 

Slide 8 - Tekstslide

Personage of karakter?

Michiel uit oorlogswinter.
A
Type
B
Karakter

Slide 9 - Quizvraag

Personage of karakter?

Harry Potter
A
Type
B
Karakter

Slide 10 - Quizvraag

Personage of karakter?

Gargamel uit de smurfen
A
Type
B
Karakter

Slide 11 - Quizvraag

Check out-vraag:
Ik weet wat een personage is en wat de kenmerken van typen en karakters zijn.
😒🙁😐🙂😃

Slide 12 - Poll

Fictie - ruimte
Doel:
Je leert hoe een schrijver spanning creĂ«ert met ruimtelijke beschrijvingen. 

Slide 13 - Tekstslide

Ik weet hoe een schrijver spanning creëert met ruimtebeschrijvingen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 14 - Poll

Ruimte - omgeving
* Ruimte is de omgeving waarin het verhaal zich afspeelt, waarin personages zich bewegen. 
* Onder ruimte verstaan we niet alleen fysieke ruimtes, zoals een slaapkamer of een park, maar alle omschrijvingen over de omgeving. 

Slide 15 - Tekstslide

Voorbeelden
Voorwerpen: flikkerende lampen, een kerstboom, een ambulance voor de deur.
Geluiden: geraas van verkeer, een tikkende klok, een glas dat kapot valt.
Weer en seizoenen: stralende zon, miezer, bittere vrieskou. 
Tijdperken: het heden, een jaar (1940), een verre toekomst.
Culturen: typische Japanse gerechten, personages met een dialect, jongerencultuur. 


Slide 16 - Tekstslide

Beschrijven van ruimtes in een verhaal
Functie van ruimtes in een verhaal:
- gebeurtenissen te omschrijven of om 
- een bepaalde sfeer weer te geven.
- spanning creĂ«ren doordat het juist contrasteert met de beschreven gebeurtenissen. 

Slide 17 - Tekstslide

We gaan kijken naar scenes uit de film ‘ Vals’.

De eerste vraag: beschrijf de ruimte waarin deze scene zich afspeelt. Let op de hiervoor geleerde theorie. 


Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Hoe wordt ‘ruimte’ in deze scene gebruikt?

Slide 20 - Woordweb

Slide 21 - Video

Welke kenmerken van spanning - ruimte wordt hier gebruikt?

Slide 22 - Woordweb

Ik weet hoe een schrijver spanning creëert met ruimtebeschrijving
😒🙁😐🙂😃

Slide 23 - Poll

Huiswerk:

H. 17: maken helemaal
H. 18: maken helemaal

Is huiswerk voor volgende week woensdag!!

Klaar? Project Westerbork

Slide 24 - Tekstslide