Klas 4 les 39 (goede) schooljaar 2021/2022

Geef antwoord op je bordje/ in je schrift. 
1. Hoeveel inwoners heeft Duitsland? 

2. Wat is de hoofdstad van Duitsland en waar ligt deze?

3. Hoeveel Bundesländer heeft Duitsland en hoe noemen wij deze in Nederland? 

4. Noemen 3 landen waar Duits gesproken wordt. 




1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Geef antwoord op je bordje/ in je schrift. 
1. Hoeveel inwoners heeft Duitsland? 

2. Wat is de hoofdstad van Duitsland en waar ligt deze?

3. Hoeveel Bundesländer heeft Duitsland en hoe noemen wij deze in Nederland? 

4. Noemen 3 landen waar Duits gesproken wordt. 




Slide 1 - Tekstslide

Heute

Herhaling Landeskunde
Leesstrategieën 
Examenvragen 
Signaalwoorden 
Examenteksten 

Slide 2 - Tekstslide

Na het eerste deel van deze les: 
Kun jij onderwerpen benoemen waarover de Bundesländer zelf mogen bepalen. 

Ken je de naam van de landelijke regering in Duitsland. 

 Ken jij de naam van de Bondskanselier.

Kun jij benoemen hoe het gebouw heet waarin de politici werken en waar deze gevestigd is. 

Kun jij de benamingen van de scholen in Duitsland verbinden met de Nederlandse benamingen. 




Slide 3 - Tekstslide

 Landeskunde
  1. Politiek 
  2. De Reichstag 
  3. Politieke partijen 
  4. Schoolsysteem  

Slide 4 - Tekstslide

Politiek in de Bundesländer
Alle 16 Bundesländer hebben een eigen bestuur (soort provinciale staten). 

Deze Bundesländer hebben allemaal een eigen wetgeving (op het gebied van scholen, boetes en het heffen van belasting)

Dit heet de Landesregierung 

De regering van alle kleine landjes (deelstaten, provincies)

Slide 5 - Tekstslide

De politiek 
Na de 'wiedervereinigung' in het jaar 1990 werd Berlijn opnieuw de hoofstand van de
 "Bundesrepublik- Deutschland".

De landelijke regering heet in Duitsland;
 
"Bundesregierung" 

Deze maakt wetten over defensie, spoorwegen en buitenlandse politiek. 


Slide 6 - Tekstslide

Reichstag
De landelijke regering = 
Bundesregierung is gevestigd in de zogenaamde Reichstag in Berlijn.

In dit gebouw worden de belangrijkste beslissingen genomen. 

Weetje; de kogelgaten zitten er nog in de muren.

Slide 7 - Tekstslide

Bundeskanzler
Olaf Scholz 

De bondskanselier van Duitsland.

Vergelijkbaar met onze  premier Rutte. 

Slide 8 - Tekstslide

Bundeskanzlerin
Angela Merkel 

Was 16 jaar lang de bondskanselier van Duitsland

Slide 9 - Tekstslide

Landesregierung
Olaf Scholz
Bundesregierung
Reichstag

Slide 10 - Sleepvraag

Bundes-
regierung
Reichstag
Landes-
regierung
Olaf
Scholz
parlements-gebouw 
Provinciale-
staten
Landelijke regering
Bundes-
Kanzeler

Slide 11 - Sleepvraag

Schoolsysteem
Kindergarten 

Grundschule 

Hauptschule, Realschule, Gymnasium, Gesamtschule 

Berufsschule 

Universität 

Slide 12 - Tekstslide

Beruf-schule
Real-schule
Haupt-schule
Grund-
schule
MBO
Basis-school
MAVO
HAVO

Slide 13 - Sleepvraag

Check I: 
Noem 2 onderwerpen waar de Bundesländer zelf over mogen beslissen. 

Wat is de naam van de landelijke regering in Duitsland? 

Hoe heet de Bondskanselier?

 Hoe het gebouw van de Duitse regering?





Slide 14 - Tekstslide

Controleer jouw antwoorden
Noem 2 onderwerpen waar de Bundesländer zelf over mogen beslissen. 
School, boetes, belasting

Wat is de naam van de landelijke regering in Duitsland? 
Bundesregierung 

Hoe heet de  Bondskanselier.
Olaf Scholz

 Hoe het gebouw van de Duitse regering?
De Reichstag





Slide 15 - Tekstslide

Check II: 
Verbind de juiste benamingen met elkaar: 


1= HAVO
2= MBO 
3= basisschool
4= MAVO 
5= peuterspeelzaal 
A= Hauptschule
B= Grundschule
C= Kindergarten 
D= Realschule 
E= Berufsschule 

Slide 16 - Tekstslide

Controleer jouw antwoorden 
Verbind de juiste benamingen met elkaar: 


1= HAVO
2= MBO 
3= basisschool
4= MAVO 
5= peuterspeelzaal 
A= Hauptschule
B= Grundschule
C= Kindergarten 
D= Realschule 
E= Berufsschule 
1
2
3
4
5
D
E
B
A
C

Slide 17 - Tekstslide

Na het tweede deel van deze les: 
Kun jij 5 Duitse vragen met de juiste vertaling verbinden. 

Ken jij drie leesstrategieën en kun jij deze toepassen. 

Kun jij 5 signaalwoorden vertalen naar het Nederlands en ken je de functie van deze woorden. 


Slide 18 - Tekstslide

Wat weet jij nog? 
Geef de betekenissen van: 
manchmal, außerdem,nur, zuerst & dass

Vertaal: 
1. Was geht aus dem Absatz hervor?  
2. Welche Überschrift passt zum Absatz? 
3. Welche Aussage stimmt mit dem Absatz überein? 

Slide 19 - Tekstslide

Herhaling: 
1x sleepvraag

Sleep de Nederlandse vertaling naar de Duitse examenvragen. 

Deze vragen hebben jullie vorige les beantwoord. 

Slide 20 - Tekstslide

Was wird hier ausgesagt?
Was ist das Thema des Absatzes? 
Was bedeutet... 
Was wird damit angedeutet? 
Welche Aussage stimmt mit dem Absatz überein?
Wat wordt hiermee aangetoond? 
Wat betekent .... 
Wat wordt hier gezegd? 
Wat is het onderwerp van de alinea? 
Welke uitspraak komt met de alinea overeen? 

Slide 21 - Sleepvraag

Leesstrategieën 
1. Voorspellen 
2. Skimmen 
3. Voorkennis gebruiken 

Slide 22 - Tekstslide

Voorspellen I
Titel, plaatjes, opvallende woorden, leestekens
 (dubbele punt of streepje)

Dreck stärkt das Immunsystem
(S.41)

Slide 23 - Tekstslide

Welke uitspraak komt overeen met de tekst?
A
Er is een nieuw medicijn tegen astma ontwikkeld
B
Kinderen van het platteland zijn gelukkiger dan kinderen in de stad.
C
Muizen zijn grotere ziekteverwekkers dan men dacht.
D
Te veel hygiëne kan ongezond zijn.

Slide 24 - Quizvraag

Skimmen  
Globaal en snel doorlezen van een tekst om een idee te krijgen waarover deze gaat. 

"Dieser Junge lebt nur von Marmeladenbroten" 
(S. 42/43) 

Slide 25 - Tekstslide

Wat wordt er in de tekst duidelijk over Craig?
A
Door het veelvuldig eten van boterhammen met jam is hij groter dan leeftijdsgenoten.
B
Zijn moeder is erg teleurgesteld dat hij geen warme maaltijden eet.
C
De eenzijdige eetgewoonte heeft geen invloed op zijn gezondheid.
D
Volgens Britse artsen zou het eten van veel groente beter voor hem zijn.

Slide 26 - Quizvraag

Voorkennis gebruiken 
Wat weet je allemaal al over een onderwerp? Je hoeft niet alles te snappen om toch een idee te hebben van de inhoud. 

Rollerblader auf Streife
(S.44)

Slide 27 - Tekstslide

Welke reden stond voorop, toen men besloot agenten van inlineskates te voorzien?
A
gezondheid
B
kostenbesparing
C
publiciteit
D
wendbaarheid

Slide 28 - Quizvraag

B4.1       S.63
Signaalwoorden 

Benadrukking: 
besonders = vooral
selbst = zelfs
sogar = zelfs 
vor allem = vooral

Slide 29 - Tekstslide

vooral
ook
desondanks
want
denn
vor allem
auch
trotzdem

Slide 30 - Sleepvraag

Wat past op de open plek?
A
denn
B
vor allem
C
auch
D
trotzdem

Slide 31 - Quizvraag

B4.2     S. 64
Signaalwoorden 

Bevestiging 
klar = natuurlijk 
natürlich = natuurlijk 
tatsächlich = zeker 
wirklich = zeker 

Slide 32 - Tekstslide

Controle 
  • Schrijf de 3 leesstrategieën van vandaag op. 

  • Vertaal de volgende signaalwoorden: 
klar, sogar, besonders, tatsächlich 

  •  bepaal de functie van bovenstaande woorden
     kies uit benadrukking OF bevestiging. 

Slide 33 - Tekstslide

Nächste Stunde: 
Landeskunde 

leesstrategieën 

Oefen met lezen (met tips)

Signaalwoorden 

Slide 34 - Tekstslide