‹Terug naar zoeken

Unité 5 quiz

1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Unité 5 quiz

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent: Ça vaut le détour ?
A
We gaan terug naar huis
B
Het is niet de moeite waard
C
Het is de moeite van het omrijden waard
D
Er is een wegomleiding

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke ww horen bij de lichaamsdelen?
Parler
Sentir
Regarder
Entendre
Marcher
Puer

Slide 4 - Sleepvraag

Geef leerlingen een beurt om het goede lichaamsdeel naar de juiste Engelse naam te slepen of laat ze op hun eigen apparaat meedoen.
Nous allons à la ..... (strand)
A
la place
B
le sable
C
la plage
D
la mer

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

très bien
ce n'est pas correct
pas mal
parfait

Slide 6 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

KIES HET MEEST LOGISCHE ANTWOORD

À 23h00 .....
A
il fait nuit.
B
il fait jour.
C
Madame enseigne la classe.
D
on part.

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik zie
A
Je vois
B
Je voit
C
Je voie
D
Je voi

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

j'
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
Combineer de juiste vorm van 'voir' met het onderwerp
ai vu
as vu
a vu
avons vu
avez vu
ont vu

Slide 9 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste vorm van 'voir' in de passé composé ?
A
Tu es vu le journal ?
B
Tu a vu le journal ?
C
Tu ai vu le journal ?
D
Tu as vu le journal ?

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is 'la capitale de la France' ?
A
Bordeaux
B
Paris
C
Nice
D
Marseille

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heet dit monument in Parijs?
A
La Tour Eiffel
B
Le Louvre
C
La pyramide en verre
D
Les Champs Elysées

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste vervoeging van het werkwoord voir bij 'vous' ?
A
Vous voiez
B
Vous voillez
C
Vous voyons
D
Vous voyez

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet de letters van dit monument in de juiste volgorde en kies het juiste antwoord: oLruLvee
A
La Voile
B
Le Voyeur
C
Le Louvre
D
Le Four

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk aanwijzend voornaamwoord hoort bij dit zelfstandig naamwoord:
l'hôtel
A
Cette
B
Ces
C
Ce
D
Cet

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

La météo: sleep het juiste weer naar het juiste plaatje.
Il neige
Il y a du soleil
Il pleut
Il fait -5 degrés

Il y a du vent


Slide 16 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voilà
Aussi
Voici
Il y a
Le collège
C'est
Dit is
Het is
Dat is
De middelbare school
Er is, er zijn
Ook

Slide 17 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe schrijf je:
Op de zesde plaats
in het Frans? En ...

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zeg je in het Frans:
Ik weet zeker dat je het leuk gaat vinden
A
Je sais que tu vas en vacances
B
Je suis sûr que tu vas aimer
C
Je ne suis pas un touriste
D
Je sais bien parler anglais

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste vorm van 'voir' in de passé composé ?
A
Tu es vu le journal ?
B
Tu a vu le journal ?
C
Tu ai vu le journal ?
D
Tu as vu le journal ?

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

La Guadeloupe fait partie des Antilles , au nord de l'Amérique du sud.
Waar ligt Guadeloupe?
A
In het zuiden van Noord-Amerika
B
In het zuiden van Zuid-Amerika
C
In het noorden van Zuid-Amerika
D
In het noorden van Noord-Amerika

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke aanwijzend voornaamwoord zet je voor ....... plage?
A
cette
B
ce
C
ces
D
cet

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste vertaling van 'jij ziet' ?
A
Tu voi
B
Tu voient
C
Tu voit
D
Tu vois

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Geef de juiste vertaling van deze zin:
La journée est passée trop vite !
A
De dag duurt veel te lang!
B
De dag is te snel voorbij gegaan!
C
De dag is nog niet voorbij!
D
De dag is veel te kort!

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

vertaal: le paysage
A
de bergen
B
het platteland
C
het landschap
D
het stadscentrum

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

vertaal: voler
A
bezoeken
B
vliegen
C
sluiten
D
opschrijven

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

vertaal: fort
A
hard
B
diep
C
laag
D
nuttig

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

vertaal: la sculpture
A
de hoofdstad
B
het beeld
C
het schilderij
D
de liefhebber

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

vertaal: malheureusement
A
gelukkig
B
enkele
C
jammer genoeg
D
indrukwekkend

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

vertaal: gratuit
A
eng
B
magisch
C
rondom
D
gratis

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

vertaal: à cause de
A
het is druk
B
dat is de moeite waard
C
als gevolg van
D
rondom

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

vertaal: la BD
A
het stripboek
B
het onderwerp
C
de middeleeuwen
D
de student

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet in de in de juiste volgorde
1e
2e
3e
4e
5e
6e
7e
8e
9e
10e
premier
cinquième
neuvième
quatrième
troisième
deuxième
sixième
septième
huitième
dixième

Slide 33 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep Nederlands naar Frans
l'ambiance
répéter
sentir
se trouver
tranquille
le sommet
le devoir
la colline
quelques
nécessaire
de sfeer
herhalen
ruiken
zich bevinden
rustig
de top
de opdracht
de heuvel
enkele
noodzakelijk

Slide 34 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Elle habite à la                                          , loin de la ville.
C’est un artiste qui est                            en France. Il est très célèbre.
                                          à Paris vont à la Tour Eiffel.
Il y a un                                 pour traverser la rivière.
hauteur
bas
La plupart des touristes
pont
campagne
connu
Le plan de ville
trésor

Slide 35 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heet dit
schilderij
in het Frans?
A
Le Jeu Vidéo
B
La Vieille Dame
C
La Joconde
D
Le Louvre

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?
A
La fleur est vert
B
La fleur est verte

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

en été =
A
in de zomer
B
in de herfst
C
in de winter
D
in de lente

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

timer
0:45
j'aime 
je déteste
je n'aime pas
j'adore

Slide 39 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

il fait chaud
A
het is mooi weer
B
het is slecht weer
C
het is warm
D
het is koud

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

à mon avis
A
naar mijn mening
B
op mijn voorstel
C
op mijn teken
D
aan mijn deur

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

le conseil
A
het kasteel
B
de kamer
C
het advies
D
de kanselier

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Complétez: en hiver, il fait
A
beau
B
chaud
C
froid
D
pleut

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meer lessen zoals deze

Unité 5 quiz

- Les met 34 slides
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Unité 5 quiz

- Les met 35 slides
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Unité 5 // ça vaut le détour

- Les met 26 slides
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Schrijfvaardigheid Frans

- Les met 20 slides
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

Unité 5 quiz

- Les met 15 slides
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

le verbe voir, voca, ex. 7

- Les met 40 slides
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Woordenlijst A t/ m F

- Les met 21 slides
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Mercredi 6 janvier 3 B-K leçon 1

- Les met 43 slides
FransMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3