H/V Week 15

Auf deinem Tisch liegt...
Op jouw tafel ligt...
- das Buch (zu)
- ein Kugelschreiber (pen)
- das Chromebook (zu)
Planung
Ziele
Check
Wiederholung letzte Stunde
Je weet nog wat je de vorige les geleerd hebt. 
Grammatik erklären
Je weet welke voorzetsels er bij de vierde naamval horen.
Je kent de persoonlijk voornaamwoorden van de vierde naamval en kunt deze toepassen. 
WRTS + Arbeiten an der Wochenaufgabe 
Je kent de woordjes van Wörterliste D/F
Je kunt vragen stellen over de opdrachten van week 15
Wochenaufgabe Woche 16
Je weet wat je voor volgende week moet maken en leren. 
Ziele kontrollieren
Je kunt inschatten of je de doelen hebt behaald. 
Woche 15
- Buch (zu)
- Chromebook (zu)
- Kugelschreiber (pen)
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Auf deinem Tisch liegt...
Op jouw tafel ligt...
- das Buch (zu)
- ein Kugelschreiber (pen)
- das Chromebook (zu)
Planung
Ziele
Check
Wiederholung letzte Stunde
Je weet nog wat je de vorige les geleerd hebt. 
Grammatik erklären
Je weet welke voorzetsels er bij de vierde naamval horen.
Je kent de persoonlijk voornaamwoorden van de vierde naamval en kunt deze toepassen. 
WRTS + Arbeiten an der Wochenaufgabe 
Je kent de woordjes van Wörterliste D/F
Je kunt vragen stellen over de opdrachten van week 15
Wochenaufgabe Woche 16
Je weet wat je voor volgende week moet maken en leren. 
Ziele kontrollieren
Je kunt inschatten of je de doelen hebt behaald. 
Woche 15
- Buch (zu)
- Chromebook (zu)
- Kugelschreiber (pen)

Slide 1 - Tekstslide

Welke Duitse woorden heb je vorige les geleerd?
Wat ga je dit hoofdstuk leren?
Wat weet je nog over de uitleg van de vorige les?

Slide 2 - Woordweb

Grammatik wiederholen:
Wat zijn naamvallen?

Slide 3 - Open vraag

Grammatik wiederholen:
Hoe noemen we de 1e naamval in het Nederlands? Het...

Slide 4 - Open vraag

Grammatik wiederholen:
Hoe noemen we de 4e naamval in het Nederlands? Het...

Slide 5 - Open vraag

Grammatik erklären
Naamvallen            zinsdelen
1e naamval             onderwerp
4e naamval             lijdend voorwerp 


Slide 6 - Tekstslide

Je kent de persoonlijk voornaamwoorden van de eerste naamval. 
Deze gebruik je als het zinsdeel het onderwerp is. 

Dit hoofdstuk leer je de persoonlijk voornaamwoorden van de vierde naamval. 
Deze gebruik je als het zinsdeel het lijdend voorwerp is. 


ik
ich
jij
du
hij
er
zij
sie
het
es
wij
wir
jullie
ihr
zij (mv)
sie
u
Sie
mij
mich
jou
dich
hem
ihn
haar
sie
het
es
ons
uns
jullie
euch
hen
sie
u
Sie
1e naamval
4e naamval

Slide 7 - Tekstslide

Daarnaast gebruik je de vierde naamval na de volgende voorzetsels. 

  • durch (door)
  • für (voor)
  • ohne (zonder)
  • um (om)
  • gegen (tegen)
  • bis (tot)

Ich habe ein Geschenk für du dich. 
Wir haben gegen er ihn gespielt. 
Ohne ihr euch macht es kein Spaß



ik
ich
jij
du
hij
er
zij
sie
het
es
wij
wir
jullie
ihr
zij (mv)
sie
u
Sie
mij
mich
jou
dich
hem
ihn
haar
sie
het
es
ons
uns
jullie
euch
hen
sie
u
Sie
1e naamval
4e naamval
Dit noemen we de voorzetsels van de 4e naamval

Slide 8 - Tekstslide

Samengevat:

De persoonlijk voornaamwoorden van de eerste naamval gebruik je als het zinsdeel het onderwerp is. 

De persoonlijk voornaamwoorden van de vierde naamval gebruik je als het zinsdeel het lijdend voorwerp is. 

Na de voorzetsels van de vierde naamval gebruik je de persoonlijk voornaamwoorden van de vierde naamval. 
ik
ich
jij
du
hij
er
zij
sie
het
es
wij
wir
jullie
ihr
zij (mv)
sie
u
Sie
mij
mich
jou
dich
hem
ihn
haar
sie
het
es
ons
uns
jullie
euch
hen
sie
u
Sie
1e naamval
4e naamval

Slide 9 - Tekstslide

Ich kann nicht ohne ______(hem) leben.
Wat is het voorzetsel in de zin?
A
ich
B
nicht
C
ohne
D
hem

Slide 10 - Quizvraag

Ich kann nicht ohne ______(hem) leben.
Welk woord staat in de eerste naamval?
A
ich
B
nicht
C
ohne
D
hem

Slide 11 - Quizvraag

Ich kann nicht ohne ______(hem) leben.
Welk woord staat in de vierde naamval?
A
ich
B
nicht
C
ohne
D
hem

Slide 12 - Quizvraag

Ich kann nicht ohne ______(hem) leben.
Wat is de juiste vertaling van hem?
A
er
B
his
C
ihn
D
him

Slide 13 - Quizvraag

WRTS + Arbeiten an der Wochenaufgabe
Was: Woche 15 (online opdrachten + 2 lijsten op WRTS)
Wer: allein 
Wie: erste 5 Minuten still
Fertig: Wochenaufgabe Woche 14/16


timer
5:00
Grammatik Seite 16/42
Samen opdracht maken + extra uitleg:
Aufgabe 7, Seite 16

Slide 14 - Tekstslide

Wochenaufgabe Woche 16
Maakwerk: E (online planning week 16)
Leerwerk: Plauderecke C, Seite 40
                      Schreibecke E, Seite 41 (2 lijsten WRTS week 16)

Controle maakwerk: Niet meer iedere les. 
Controle leerwerk: Iedere maandag WRTS zonder boek 
WRTS onvoldoende / niet af = verplicht flexuur op vrijdag


13:50 - 14:20 uur lokaal 324 
14:25 - 15:25 uur
lokaal 113

Slide 15 - Tekstslide

Auf deinem Tisch liegt...
Op jouw tafel ligt...
- das Buch (zu)
- ein Kugelschreiber (pen)
- das Chromebook (zu)
Haben wir die Ziele erreicht?
Planung
Ziele
Check
Wiederholung letzte Stunde
Je weet nog wat je de vorige les geleerd hebt. 
Grammatik erklären
Je weet welke voorzetsels er bij de vierde naamval horen.
Je kent de persoonlijk voornaamwoorden van de vierde naamval en kunt deze toepassen. 
WRTS + Arbeiten an der Wochenaufgabe 
Je kent de woordjes van Wörterliste D/F.
Je kunt vragen stellen over de opdrachten van week 15
Wochenaufgabe Woche 16
Je weet wat je voor volgende week moet maken en leren. 
Ziele kontrollieren
Je kunt inschatten of je de doelen hebt behaald. 

Slide 16 - Tekstslide

Auf deinem Tisch liegt...
Op jouw tafel ligt...
- das Buch (zu)
- ein Kugelschreiber (pen)
- das Chromebook (zu)
Planung
Ziele
Check
Wiederholung letzte Stunde
Je weet welke voorzetsels er bij de vierde naamval horen. 
Je kent de persoonlijk voornaamwoorden van de vierde naamval en kunt deze toepassen. 
WRTS + Arbeiten an der Wochenaufgabe 
Je kent de woordjes van Wörterliste D/F.
Je kunt vragen stellen over de opdrachten van week 15
Wochenaufgabe Woche 16
Je weet wat je moet maken en leren voor week 16.
Ziele kontrollieren
Je kunt inschatten of je de doelen hebt behaald. 

Overige doelen:
Je leert Duitse woorden, die te maken hebben met het thema Schule. 
Woche 15
- Buch (zu)
- Chromebook (zu)
- Kugelschreiber (pen)

Slide 17 - Tekstslide

Welke persoonlijk voornaamwoorden van de eerste naamval ken je?

Slide 18 - Woordweb

Welke persoonlijk voornaamwoorden van de vierde naamval ken je?

Slide 19 - Woordweb

Welke voorzetsels van de vierde naamval ken je?

Slide 20 - Woordweb

Kannst du etwas für _______(mij) tun?
Wat is het voorzetsel in de zin?
A
mij
B
du
C
etwas
D
für

Slide 21 - Quizvraag

Kannst du etwas für _______(mij) tun?
Welke uitspraak is juist?
A
Du staat in de 4e naamval. Mij staat in de 1e naamval.
B
Du en mij staan allebei in de 1e naamval.
C
Du staat in de 1e naamval. Mij staat in de 4e naamval.
D
Du en mij staan allebei in de 4e naamval.

Slide 22 - Quizvraag

Kannst du etwas für _______(mij) tun?
Wat is de juiste vertaling van mij in deze zin?
A
ich
B
mir
C
mich
D
mei

Slide 23 - Quizvraag

WRTS + Arbeiten an der Wochenaufgabe
Was: Woche 15 (online opdrachten + 2 lijsten op WRTS)
Wer: allein 
Wie: erste 5 Minuten still
Fertig: Wochenaufgabe Woche 14/16


timer
5:00
Grammatik Seite 42
Samen opdracht maken + extra uitleg:
Aufgabe 8, Seite 17

Slide 24 - Tekstslide

Wochenaufgabe Woche 16
Maakwerk: E (online planning week 16)
Leerwerk: Plauderecke C, Seite 40
                      Schreibecke E, Seite 41 (2 lijsten WRTS week 16)

Controle maakwerk: Niet meer iedere les. 
Controle leerwerk: Iedere maandag WRTS zonder boek 
WRTS onvoldoende / niet af = verplicht flexuur op vrijdag


13:50 - 14:20 uur lokaal 324 
14:25 - 15:25 uur
lokaal 113

Slide 25 - Tekstslide

Auf deinem Tisch liegt...
Op jouw tafel ligt...
- das Buch (zu)
- ein Kugelschreiber (pen)
- das Chromebook (zu)
Haben wir die Ziele erreicht?
Planung
Ziele
Check
Wiederholung letzte Stunde
Je weet welke voorzetsels er bij de vierde naamval horen. 
Je kent de persoonlijk voornaamwoorden van de vierde naamval en kunt deze toepassen. 
WRTS + Arbeiten an der Wochenaufgabe 
Je kent de woordjes van Wörterliste D/F.
Je kunt vragen stellen over de opdrachten van week 15
Wochenaufgabe Woche 16
Je weet wat je moet maken en leren voor week 16.
Ziele kontrollieren
Je kunt inschatten of je de doelen hebt behaald. 

Overige doelen:
Je leert Duitse woorden, die te maken hebben met het thema Schule. 

Slide 26 - Tekstslide

Geef je antwoord in het Duits
Schule

Slide 27 - Woordweb

Hoe bevalt LessonUp tot nu toe?
😒🙁😐🙂😃

Slide 28 - Poll