Spelling: hoofdletters, meervoud, verkleinwoorden

Spelling
H4. Hoofdletters en leestekens
Meervoudsvorming
 Verkleinwoorden

Deze les bestaat uit uitleg en quizvragen.
De oefeningen in de filmpjes hoef je niet te maken; mag wel. 
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Spelling
H4. Hoofdletters en leestekens
Meervoudsvorming
 Verkleinwoorden

Deze les bestaat uit uitleg en quizvragen.
De oefeningen in de filmpjes hoef je niet te maken; mag wel. 

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Wanneer gebruik je een komma?
Een komma wordt gebruikt om een pauze aan te geven in een zin. Het wordt gebruikt om items in een opsomming te scheiden, bij het invoegen van een bijzin en om bijvoeglijke bijzinnen te scheiden.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

De regels voor hoofdletters en kleine letters moet je gewoon leren zoals ze in het boek staan, inclusief onlogische instinkers als:
  • We drinken een glas bordeaux (soortnaam) in Champagne (aardrijkskundige naam).
  • We drinken een glas champagne (soortnaam) in Bordeaux (aardrijkskundige naam).
  • Rond Kerstmis (feestdag) gaan we nooit met vakantie, maar in de paasvakantie (afleiding van een feestdag) gaan we altijd weg.
  • In de renaissance (historische periode) was de Tweede Wereldoorlog (historische gebeurtenis) nog ver weg.

Slide 13 - Tekstslide

En let ook hier op:
Aan het begin van een zin begint een 's-woord met een kleine s; de vervolgletter is groot:
  • 's Middags gingen we bowlen.
  • 's-Hertogenbosch is de hoofdstad van Noord-Brabant.
En natuurlijk staat dat kommaatje vóór de s en niet erachter...
Tussenvoegsels in namen schrijf je met een kleine letter TENZIJ er geen naam of voorletter voor staat:
Jorrit van der Meer; J. van der Meer; de heer Van der Meer

Slide 14 - Tekstslide

Even oefenen!
Plaats in de volgende drie slides hoofdletters en leestekens 

Slide 15 - Tekstslide

op tweede kerstdag speelt het jeugdorkest de vuurvogel in de hervormde kerk daar wordt ook dit jaar veel publiek verwacht

Slide 16 - Open vraag

was de heer jacob brouwer eigenaar van het fregatschip johanna maria of was hij de kapitein

Slide 17 - Open vraag

'n prima idee om met pinksteren naar het aviodrome in flevoland te gaan maar een bezoek aan het amsterdamse nemo is ook heel educatief

Slide 18 - Open vraag

Slide 19 - Video

Nog één keer uitgelegd:
Woorden die eindigen op -ee, krijgen altijd -ën erachter:
  • ree --> reeën
  • orchidee --> orchideeën
  • moskee --> moskeeën

Bij woorden die eindigen op -ie, kijk je of de klemtoon op die ie valt. Ja? Dan blijf je van die ie af en zet je er -ën achter. Valt de klemtoon er niet op, dan mag je een trema op de e zetten, plus uiteraard een -n erachter.
fantaSIE --> klemtoon op ie, dus: fantasieën
bacTErie --> geen klemtoon op ie, dus: bacteriën

Slide 20 - Tekstslide

Even oefenen!
Kies op de volgende slides de juiste schrijfwijze

Slide 21 - Tekstslide

Jockey
A
Jockeys
B
Jockies
C
Jockey's

Slide 22 - Quizvraag

luiwammes
A
luiwammesen
B
luiwammi
C
luiwammessen
D
luiwamesen

Slide 23 - Quizvraag

Accu
A
Accus
B
Accu's
C
Accuus

Slide 24 - Quizvraag

dvd
A
dvds
B
dvd's
C
dvdees
D
dvd'tje

Slide 25 - Quizvraag

Etui
A
Etuis
B
Etui's

Slide 26 - Quizvraag

Idee
A
Ideëen
B
Ideën
C
Idees
D
Ideeën

Slide 27 - Quizvraag

Saldo
A
saldi
B
saldoos
C
saldo's

Slide 28 - Quizvraag

salto
A
salti
B
saltoos
C
salto's

Slide 29 - Quizvraag

kolonie
A
koloniën
B
kolonieën
C
kolonies

Slide 30 - Quizvraag

Relatie
A
Relatiën
B
Relatieën
C
Relaties

Slide 31 - Quizvraag

Hobby
A
hobbies
B
hobby's
C
hobbys

Slide 32 - Quizvraag

Slide 33 - Video

Even oefenen!
Schrijf op de volgende slides het juiste verkleinwoord 

Slide 34 - Tekstslide

Hemd

Slide 35 - Open vraag

A4

Slide 36 - Open vraag

Baby

Slide 37 - Open vraag

Brug

Slide 38 - Open vraag

Collega

Slide 39 - Open vraag

Haring

Slide 40 - Open vraag

Schram

Slide 41 - Open vraag

opdrachten H4

H4: 1, 2, 3, 4, 5 en 6

Slide 42 - Tekstslide