Oefenen met bronnen en vragen


Oefenen met bronvragen
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les


Oefenen met bronvragen

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Bij geschiedenis maken we veel gebruik van bronnen. Bronvragen komen dan ook veel voor op de toets. Deze les gaan jullie leren hoe je dit soort vragen het beste aanpakt en beantwoordt.

Slide 2 - Tekstslide

oefenen met bronnen
1. Wat voor soort bron?
2. Geschreven of ongeschreven?
3. primair of secundair?
4. standplaatsgebondenheid?
5. Wel of niet betrouwbaar?

Slide 3 - Tekstslide

geschreven
ongeschreven

Slide 4 - Tekstslide

Hoe geef je antwoord op een vraag over een tekstbron?
1.  Neem de vraag over in je antwoord!!
2. Vraag is vaak: Leg uit met behulp van de bron dat.....

Dus:
  • Ik lees in de tekst dat ........
  • Dat betekent ............
  • Let op: alleen een citaat geven als erom gevraagd wordt! Anders in je eigen woorden!
  • Citaat = Let op ... eigen woorden.

Slide 5 - Tekstslide

Hoe geef je antwoord op een vraag over een ongeschreven bron?
1.  Neem de vraag over in je antwoord!!
2. Vraag is vaak: Leg uit met een beeldelement uit de bron dat.....

Dus:
  • In de bron is te zien dat ........
  • Dat betekent ............

Slide 6 - Tekstslide

Betrouwbaarheid van bronnen
Vaak zal je ook moeten bepalen of een bron betrouwbaar is of niet, en waarom.. Hoe bepaal je dat?

1. Wanneer is de bron gemaakt?
2. Wat is de bedoeling van de maker van de bron?

Slide 7 - Tekstslide

Primaire en 
secundaire bronnen

Slide 8 - Tekstslide

primair
secundair

Slide 9 - Tekstslide

Primaire bronnen (1)

  • Zijn in de tijd waarover ze gaan gemaakt

  • Zijn meestal gemaakt door iemand die bij de gebeurtenis aanwezig was, maar dat hoeft niet altijd.

Slide 10 - Tekstslide

Primaire bronnen (2)

  • Kunnen heel betrouwbaar zijn, omdat de maker leefde in die tijd... 

  • ...maar ook onbetrouwbaar, omdat iemand zijn mening misschien wel wil geven of niet alle informatie heeft.

Slide 11 - Tekstslide

Secundaire bronnen (1)

  • Zijn gemaakt door iemand die er niet zelf bij was, bijvoorbeeld omdat hij later leefde óf omdat hij ergens anders woonde.

  • Heeft de informatie gekregen via andere (geschreven of ongeschreven) bronnen

Slide 12 - Tekstslide

Secundaire bronnen (2)

  • Kunnen heel betrouwbaar zijn, omdat de maker misschien zijn informatie uit veel bronnen heeft kunnen halen... 

  • ...maar ook onbetrouwbaar, omdat iemand niet bij de gebeurtenis aanwezig was.

Slide 13 - Tekstslide

Primaire bronnen
Secundaire bronnen
Dagboek
Egyptische mummie
Memo geschiedenisboek
Filmbeelden van 9/11
Artikel op wikipedia
Documentaire over een mummie
Cartoon in de krant

Slide 14 - Sleepvraag

Betrouwbaarheid van bronnen
Vaak zal je ook moeten bepalen of een bron betrouwbaar is of niet, en waarom.. Hoe bepaal je dat?

1. Wanneer is de bron gemaakt?
2. Wat is de bedoeling van de maker van de bron?

Slide 15 - Tekstslide

Wat is standplaatsgebondenheid?
Standplaatsgebondenheid: Iedereen kijkt door eigen ogen naar het verleden ( heeft zijn eigen waarheid). Dit hangt af van o.a. : ras, geslacht, woonplaats, tijd waarin je leeft, maatschappelijke positie enz.  

Slide 16 - Tekstslide

Feit en mening
feit: is iets dat we kunnen controleren
mening: iets wat een persoon vindt, persoonsgebonden en kan dus veranderen.

Slide 17 - Tekstslide

Zelf aan de slag!

Slide 18 - Tekstslide

Kenmerken Renaissance
  • Interesse in Klassieke Oudheid
  • Mens en eigen ontwikkeling staat centraal 

Slide 19 - Tekstslide