2. Describir objetos

• Spaans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

¡Buenos días!

Bogotá, capital de Colombia

¿Qué vamos a hacer?

• La planificación 
• Repaso preposiciones 
• Vamos a escuchar
• Vamos a leer 
• Lista de vocabulario
• Vamos a hablar 

Leerdoel: Ik kan voorwerpen beschrijven en zeggen 

                     waar ze voor gebruikt worden.

Bogotá, Colombia

Módulo 7: descripciones, el tiempo y el clima.

Download je nieuwe module via magister (huiswerk).

Sla de module direct op in je boeken app.

SIELE

Haz los ejercicios 1 y 2
LA: página 14

Haz el ejercicio 3 

LA: página 15

Haz el ejercicio 3 

LA: página 15

x

x

x

x

x

Rellena

Vocabulario del texto

Wanneer je iets wilt zeggen maar je kunt niet op het exacte woord

komen, dan kan je het voorwerp ook beschrijven. Hiervoor heb je de volgende woordenschat nodig. 

Vul de ontbrekende woorden in je woordenlijst in.

La cosa	het ding
ordenado/a	opgeruimd
guardar	bewaren
caber	passen
una caja	een doos
amplio/a	ruim
un regalo	een cadeau
el portátil	de laptop
viejo/a	oud
necesitar	nodig hebben
la temporada	het seizoen

1.1

1.2 Describir objetos 

¿Cómo es...?	Hoe ziet het eruit?
Es ...	Het is
grande	groot
pequeño/a	klein
cuadrado/a	vierkant
redondo	rond
rectangular	rechthoekig
blando/a	zacht
duro/a	hard

vorm/afmeting/samenhang

1.2 Describir objetos

van welk materiaal is het gemaakt?

¿De qué es?	Waar is het van gemaakt?
Es de ...	Het is van...
plástico	plastic
metal	metaal
cristal	glas
cuero	leer
madera	hout
papel	papier

1.2 Describir objetos

waar wordt het voor gebruikt?

Het wordt gebruikt om ...

Het dient om te schrijven of studeren.

Het wordt gebruikt om muziek te luisteren.

Vamos a hablar

En grupos: haz una descripción de 3 objetos. 

Luego los otros grupos adivinan de qué objeto se trata.

• Es rectangular
• No es muy grande
• Es rojo
• Es de papel
• Se usa para estudiar

1.3 

Lees de vragen en vind de juiste antwoorden in kolom 1. Selecteer vervolgens de corresponderende afbeelding uit kolom 2

Haz los ejercicios 1.3 - 1.5 y 1.6 

en tu libro de ejercicios.

Maak de opdrachten 1.3 - 1.5 en 1.6 
in je opdrachtenboek.  

Los deberes

Leren: vocabulario 1.1 + 1.2

viernes, el 23 de septiembre, la quinta hora