2HV - Les 15

Programa
  1. Repasamos las clases anteriores
  2. Comunicación
  3. Destrezas: leer
  4. Deberes 
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Programa
  1. Repasamos las clases anteriores
  2. Comunicación
  3. Destrezas: leer
  4. Deberes 

Slide 1 - Tekstslide

Controlamos los deberes
Voca Unidad 4 blz 107 NL-SP
1-30

Slide 2 - Tekstslide

PW unidad 4 (4x) -      
in toetsweek
Lees + luister
Voca Unidad 3 1-90 NL-SP
Voca Unidad 4 1-90 NL-SP
Tener + Ser + Llamarse (en andere wederkerende ww)
Bijvoeglijk naamwoord
Getallen tot 100 NL - SP (p. 17, 27)
Klokkijken (p. 37)
Regelmatige werkwoorden
Bezittelijk voornaamwoord
Querer + Gustar


Herhaal alle grammaticablokken van      
H1 t/m 4 (p. 14, 24, 34, 35, 44, 45).

Slide 3 - Tekstslide

Vervoeg de werkwoorden (p. 34, 44)

1. Mi tía y yo (querer) ir de vacaciones.
2. Tú (tener) dos hijos.
3. Ana (ser) española.
4. Yo (hablar) holandés.
5. ¿Juan y tú (vivir) en Uithoorn?
6. Pedro y Juli (comer) un bocadillo.

Vervoeg de wederkerende ww (p. 14)

1. Yo (levantarse) temprano.
2. Nosotros (llamarse) Ana y Juan.
3. Tú (bañarse) por la noche.
4. Ellos (peinarse) el pelo.
5. Tú y yo (vestirse) bonitos.
6. Yo (lavarse) las manos. 

Slide 4 - Tekstslide

Bezittelijke voornaamwoorden (p. 35)

1. (mijn) hermano se llama Juan.
2. (jouw) tía es bonita.
3. (haar) abuelo es viejo.
4. (jullie) librios son divertidos.
5. (onze) hijas están ahí.
6. (hun) sillas son verdes.

Bijvoeglijke naamwoorden (p. 24)

1. Los pitufos (azul)
2. La hermana es (alto)
3. El limón es (verde)
4. La manzana es (rojo)
5. La pizza es (rico)
6. El libro (naranja)

Slide 5 - Tekstslide

Klokkijken (p. 37)

1. Het is 13:20
2. Het is 17:40
3. Het is 15:15
4. Het is 16:55
5. Het is 12:45
Getallen (p. 17, 27)

A. 15
B. 55
C. 76
D. 91
E. 22

Slide 6 - Tekstslide

Aanwijzende voornaamwoorden      (p. 24)

  1. (deze) silla es roja
  2. (dit) libro es interesante
  3. (deze) chicas son guapas
  4. (deze) profesoras son inteligentes
  5. (dit) cuaderno es pesado
  6. (deze) chicos son deportivos
Vertaal naar het Spaans (p. 44 + woordenlijst)

  1. Er zijn vijf ijsjes
  2. Er is een koekje
  3. Er zijn veel tomaten
  4. Er is een aardappel
  5. Er zijn weinig broden
  6. Er is rijst

Slide 7 - Tekstslide

Comunicación
En el comedor
Blz 47, ej 4 & 5

Slide 8 - Tekstslide

Destrezas
Leer
Blz 48, ej 1, 2, 3


Slide 9 - Tekstslide

Deberes
Voca Unidad 4 blz 107 NL-SP
1-40

Slide 10 - Tekstslide