didactiek taal les 2- Woordenschat

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
didactiekMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Weet je nog?
wat is het verschil tussen passieve en actieve woordenschat?

Slide 2 - Woordweb

Taalontwikkeling vanaf babytijd 
Kinderen begrijpen woorden eerder dan ze ze kunnen gebruiken. 

1. passieve woordenschat ( in het hoofd hebben, snappen) 
2. actieve woordenschat ( zelf het woord gebruiken) 


Slide 3 - Tekstslide

Waarom is woordenschat zo belangrijk?
Dan moet je weten dat variantieanalyse heeft uitgewezen dat het formeren van mentale representaties van lexicale items in verschillende cognitieve domeinen ernstig belemmerd wordt door linguïstische deficiënties. Dat is even schrikken……

Slide 4 - Tekstslide

Waarom is woordenschat zo belangrijk?
Dan moet je weten dat variantieanalyse heeft uitgewezen dat het formeren van mentale representaties van lexicale items in verschillende cognitieve domeinen ernstig belemmerd wordt door linguïstische deficiënties. Dat is even schrikken he ……
A
ik begrijp precies waarover dit gaat
B
ik snap een meer dan 5 woorden niet
C
ik snap minder dan 5 paar woorden niet
D
ik snap er eigenlijk niks van

Slide 5 - Quizvraag

1

Slide 6 - Video

01:42
Wat is waar?
woordenschat is..
A
belangrijk voor het begrijpen van alle vakken op school
B
belangrijk om goed mee te kunnen praten in de klas
C
handig als je boeken wilt lezen
D
goed te oefenen door extra lessen begrijpend lezen te geven

Slide 7 - Quizvraag

Goed om je realiseren...
Een leerling begrijpt de tekst pas goed als het 95% procent van de tekst begrijpt. Ook dan pas bevordert het ook de leesvaardigheid! 

Dat betekent: als een kind meer dan 5 woorden per honderd woorden niet begrijpt, is het boek te moeilijk! ( 1e blz, 5 vingers omhoog; ander boek kiezen) 

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

hoe heet het programma gericht op de (taal) ontwikkeling van jonge kinderen van 2 tot 6 jaar?
A
VEV voor en vroegschools
B
VVE voor en vroegschoolse educatie
C
AEV altijd even vroeg
D
VVV verbreden verdiepen verrijken

Slide 10 - Quizvraag

Woordenschat en leesontwikkeling 
De invloed op begrijpend lezen wordt gedurende de basisschool steeds duidelijker. 

Vanaf groep 5 zie je grote verschillen ontstaan. Goede lezers gaan steeds beter lezen, zwakke lezers blijven achter. Begrijpend lezen begint een belangrijk onderdeel te worden. 

Slide 11 - Tekstslide

de gezinssituatie maakt ook verschil

Slide 12 - Tekstslide

Verschillen in woorden 
Onderscheid maken tussen basiswoorden en doelwoorden.
   
Basiswoord: dagelijkse context (melk, brood, winkelen..) 
Signaalwoorden: om taal te begrijpen: als, dan, omdat, maar etc
Doelwoord: past bij speciale context of een specifieke activiteit
Voorbeeld doelwoorden bij thema winkelen: kassa, korting, klanten, zegels, euro etc.. (ook wel vaktaalwoorden) 


Slide 13 - Tekstslide

Woordenschat bij wereldoriëntatie  
Bij biologie, aardrijkskunde, geschiedenis etc. moeten kinderen over een grote woordenschat beschikken om het goed te kunnen begrijpen. 
Er worden 'vaktaalwoorden' (doelwoorden) gebruikt.
Woorden die in de gewone spreektaal niet vaak voorkomen (woorden als 'kraakbeen',  'celkern',  'röntgenfoto' bij het thema menselijk lichaam. 



Slide 14 - Tekstslide

Welke vaktaalwoorden kun je bedenken bij het thema 'de ruimte' voor jouw doelgroep?

Slide 15 - Woordweb

universum
zonnestelsel
melkweg
de oerknal
zwart gat
komeet
asteroïde
meteoriet
planeet

ster 
maan
baan van hemellichaam
aardas
maansverduistering
zonsverduistering
zwaartekracht
eb/vloed

Slide 16 - Tekstslide

Woordenlijsten WAK en BAK
  • BAK: basiswoordenlijst Amsterdamse kleuters (gr 1/2)
  • WAK: woordenlijst Amsterdamse kinderen (gr 3/8)    (https://oud.digiwak.nl/woordenlijst/woorden.php)
  • basiswoordenlijst VMBO   (https://www.onderwijsconsument.nl/1600-schooltaalwoorden-voor-vmbo-ers/)

Deze woordenlijsten zijn vrij toegankelijk op internet en helpen je de goede woorden te kiezen bij een thema. 


 

Slide 17 - Tekstslide

Netwerken! 
(koppel woorden aan wat kinderen al weten)  

Slide 18 - Tekstslide

De breedte of de diepte in?
breedte-aanpak: veel aandacht aan taal, vertellen, luisteren, praten, doorvragen etc. ect. Taal is overal! 

diepte-aanpak: heel gericht nieuwe woorden aanleren bij een thema. Hierbij kun je het didactisch model 'de viertakt van Verhallen' gebruiken

Slide 19 - Tekstslide

Viertakt van Verhallen

Slide 20 - Tekstslide

Als je met de kinderen woorden gaat inoefenen met het spelletje 'hints', dan ben je aan het...
A
voorbewerken
B
semantiseren
C
consolideren
D
controleren

Slide 21 - Quizvraag

Hoe vaak bied je nieuwe woorden aan?
Een woord moet zeker 7 keer worden aangeboden om het te kunnen onthouden om opgeslagen te worden in het netwerk in het brein :
Liefst op zoveel mogelijk verschillende manieren:
Voorlezen
Thematafel
Themahoek
Themawoordenspin
Kringgesprek
Spelleeractiviteiten
consolideerspelletjes  etc..
Rijke leeromgeving aanbieden dus!


Slide 22 - Tekstslide

woordclusters: trappetje 
woordclusters: paraplu 

Slide 23 - Tekstslide

consolideren (inoefenen) 
bingo, memory, praatplaten, verhaal vertellen....wat klopt er niet, woordentrapjes maken, galgje, 'wat ben ik?', toneel spelen, speelhoek met voorwerpen etc. etc. 

Google op: consolideerspelletjes

Slide 24 - Tekstslide

Deze lijst: te vinden in teams 

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

verwerking 
lezen: hoofdstuk woordenschat + artikel woordenschat in teams
maken: werkblad woordenschat 

Slide 27 - Tekstslide