4T Geschiedenis - Herhaling Het Interbellum (1918 - 1939)

4T GESCHIEDENIS
HERHALING 
HISTORISCH OVERZICHT VANAF 1900 - DEEL 2
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

4T GESCHIEDENIS
HERHALING 
HISTORISCH OVERZICHT VANAF 1900 - DEEL 2

Slide 1 - Tekstslide

Historisch overzicht vanaf 1900
  • De Eerste Wereldoorlog (1914 - 1918)
  • Het Interbellum (1918 - 1939)
  • De Tweede Wereldoorlog (1939 - 1945)
  • De wereld na 1945: Koude oorlog, internationale samenwerking en nieuwe machtsverhoudingen.

Slide 2 - Tekstslide

Het Interbellum
1918 - 1939

Slide 3 - Tekstslide

Politieke problemen in Duitsland 
  • Ontevredenheid over het Verdrag van Versailles.
  • Ontevredenheid over de Republiek van Weimar.
  • De dolkstootlegende.
  • Duitsland mocht geen lid worden van de Volkenbond

Slide 4 - Tekstslide

Welke periode van de geschiedenis wordt het interbellum genoemd?
A
1848 - 1917
B
1914 - 1918
C
1918 - 1939
D
1939 - 1945

Slide 5 - Quizvraag

Leg kort uit wat wordt bedoeld met
de dolkstootlegende.

Slide 6 - Open vraag

Economische problemen in Duitsland 
  • Economie moest opgebouwd worden + zware herstelbetalingen.
  • 1923: Duitsland kon de afspraken niet meer nakomen -> Frankrijk bezet het Ruhrgebied.

  • Duitse economie stort volledig in -> inflatie

  • 1924: de VS steunt Duitsland met het Dawesplan: goedkope leningen aan Duitsland + einde bezetting Ruhrgebied.
  • 1926: Duitsland werd lid van de Volkenbond

Slide 7 - Tekstslide

Economische crisis  in de jaren '30
Van crisis in de VS naar een wereldcrisis

Slide 8 - Tekstslide

Waarom ging Frankrijk in 1923 over tot bezetting van het Ruhrgebied?
A
Duitsland kon de herstelbetalingen niet voldoen.
B
Duitsland had troepen gevestigd in het Ruhrgebied.
C
In het Ruhrgebied woonden veel Frans-sprekenden.
D
Frankrijk was het Ruhrgebied kwijt geraakt na de Eerste Wereldoorlog.

Slide 9 - Quizvraag

STAP 1
STAP 2
STAP 3
STAP 4
De VS kwamen Duitsland te hulp met het Dawesplan: goedkope leningen om de economie weer op te bouwen.
Duitsland kon de herstelbetalingen niet meer voldoen, Frankrijk bezette het Ruhrgebied.
In de VS brak door de beurskrach (1929) een grote economische crisis uit.
De VS kon de leningen niet meer verstrekken, Duitsland kwam in grotere economische problemen.

Slide 10 - Sleepvraag

Leg kort uit waarom Duitsland extra zwaar werd getroffen door de crisis van de jaren '30.

Slide 11 - Open vraag

Opkomst fascisme en nationaalsocialisme
Fascisme: extreemrechtse politieke beweging de tegen de democratie en het communisme zijn - eensgezind werken aan vooruitgang van het land. (ontstaan in Italië - onder Mussolini)

Nationaalsocialisme: het Duitse fascisme - de NSDAP onder Hitler (Nazi-Duitsland)

Nationaalsocialistische Beweging (NSB): het nationaalsocialisme in Nederland - de partij van Mussert.

Slide 12 - Tekstslide

De Nationaalsocialistische Duitse Arbeiderspartij (NSDAP)
Vier belangrijke kenmerken:
  • Nationalisme
  • Tegen democratie: Führerprincipe + persoonsverheerlijking
  • Militarisme
  • Antisemitisme 

1923: mislukte staatsgreep 
1933: NSDAP kwam aan de macht -> dictatuur -> einde van de Republiek van Weimar

Slide 13 - Tekstslide

Führerprincipe
Persoonsverheerlijking
Militarisme
Nationalisme
Antisemitisme
De leider wordt als een soort god vereerd.
Het trots zijn op je eigen land, volk en cultuur.
Het idee dat oorlog iets moois is. Elk land kan dan laten zien hoe sterk het is.
Haat tegen Joden.
Er is één leider die alle besluiten neemt en aan wie iedereen gehoorzaamt.

Slide 14 - Sleepvraag

Waarin verschilde tot 1938 het nationaalsocialisme van het fascisme?
A
Het idee dat er een dictatuur moest komen
B
Het idee van gelijkschakeling
C
Het idee van indoctrinatie
D
Het idee van antisemitisme.

Slide 15 - Quizvraag

Welke gebeurtenis in 1929 vormde een belangrijke oorzaak voor het aan de macht komen van Hitler?

Slide 16 - Open vraag

Welke gebeurtenis in 1933 zorgde ervoor dat Hitler een dictatuur kon vestigen in Duitsland?

Slide 17 - Open vraag

Nazi-Duitsland als totalitaire staat
Een staat waarin het leven van de inwoners volledig wordt beheerst door de staat.
  • Dictatuur - persoonsverheerlijking
  • Gelijkschakeling - politieke partijen, rechters, bestuur, censuur, organisaties e.d.
  • Indoctrinatie - school, kranten, radio, sportverenigingen en werk e.d.
  • Terreur - de SA, de SS, de Gestapo en concentratiekampen

Slide 18 - Tekstslide

Censuur
Propaganda
Gelijkschakeling
Indoctrinatie
Terreur
Reclame voor politieke ideeën, met als doel zoveel mogelijk mensen te overtuigen.
Het continu opdringen van een mening en ideeën  door eenzijdige en partijdige informatie.
De regering probeert het gedrag en de gedachten van de bevolking te controleren en aan te passen.
De staat gebruikt geweld om de burgers te intimideren en tegenstanders uit te schakelen.
De regering controleert de pers en houdt toezicht op alle berichten die naar buiten worden gebracht.

Slide 19 - Sleepvraag

Welke twee kenmerken horen bij organisaties als de Hitlerjugend en Bund Deutscher Mädel?
A
Indoctrinatie
B
Terreur
C
Gelijkschakeling
D
Dictatuur

Slide 20 - Quizvraag

Buitenlandse politiek van Nazi-Duitsland
1933: Hitler komt aan de macht
Internationale spanning lopen op:
  • stoppen herstelbetalingen
  • herbewapening + leger uitbreiden
  • Anschluss: inname Oostenrijk
  • Conferentie van München
  • Niet-aanvalsverdrag + inval in Polen

Twee belangrijke uitgangspunten:
  • Heim ins Reich
  • Lebensraum

Slide 21 - Tekstslide

In de jaren '30 voerden Frankrijk en Engeland een appeasementpolitiek tegen Duisland.
Wat hield dit in?

Slide 22 - Open vraag

Welke twee afspraken werden gemaakt op de Conferentie van München (1938)?
A
Hitler mocht Tsjecho-Slowakije innemen
B
Hitler mocht het Sudetenland innemen
C
Hitler mocht Oostenrijk innemen
D
Hitler moest beloven te stoppen met veroveren

Slide 23 - Quizvraag

Welke twee begrippen passen bij de Conferentie van München (1938)?
A
Lebensraum
B
Appeassemtpolitiek
C
Aanpassingspolitiek
D
Oorlogsverklaring

Slide 24 - Quizvraag

Op 1 september 1939 breekt WO2 uit.
Wat is de aanleiding van de Tweede Wereldoorlog?

Slide 25 - Open vraag

Heeft de Duitse inval in Polen te maken met het begrip 'Heim ins Reich' of het begrip 'Lebensraum'?
Leg je antwoord uit.

Slide 26 - Open vraag

Nederland in de jaren '30
Handelsland -> economische crisis
  • Aanpassingspolitiek: uitgaven overheid aanpassen aan de inkomsten (bezuinigen).
  • Werkverschaffingsprojecten: projecten waarbij werklozen verplicht zwaar werk deden in ruil voor een vergoeding.

1931: oprichting NSB -> bleef een kleine partij: verzuiling + afschrikking door de agressieve politiek van Hitler

Slide 27 - Tekstslide

De Sovjet-Unie tussen 1922 en 1939
1917: Communisten aan de macht in Rusland
1922: oprichting van de Sovjet-Unie

Stalin's economische hervormingen:
  • Planeconomie met vijfjarenplannen
  • Opbouw van een sterke industrie
  • Collectivisatie in de landbouw

Stalin's politieke hervormingen:
Opbouwen van een totalitaire staat (dictatuur, gelijkschakeling, indoctrinatie en terreur).

Slide 28 - Tekstslide

Planeconomie
Vijfjarenplannen
Collectivisatie
Grote Terreur
Showproces
Plannen waarin staat wat en hoeveel er geproduceerd moet worden.
Een rechtszaak waarbij al van tevoren vaststaat dat een verdachte schuldig wordt bevonden.
Periode van 1936 tot 1938, waarin de zuiveringen van Stalin op een hoogtepunt waren.
Zelfstandige boerderijen werden samen-gevoegd tot grote boerderijen in bezit van de staat
De economie wordt volledig geleid door de overheid.

Slide 29 - Sleepvraag

Stalin en Hitler waren eigenlijk aartsvijanden.
Noem voor beiden een reden waarom zij toch het Niet-aanvalsverdrag in 1939 sloten.

Slide 30 - Open vraag