polymeren 3

Polymeren
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Polymeren

Slide 1 - Tekstslide

Doel
  • Je leert wat polymeren zijn
  • Je leert wat thermoplasten, thermoharders en elastomeren
  • Je leert de reactievergelijking van polyaditie en polycondensatie opstellen.

Slide 2 - Tekstslide

Schrijf de 5 factoren op die de reactiesnelheid bevorderen.
  • Soort stof
  • concentratie van de stof
  • verdelingsgraad
  • temperatuur
  • katalysator

Slide 3 - Tekstslide

Polymeren
  • Een polymeer is een molecuul opgebouwd uit vele kleine moleculen, monomeren genaamd. 
  • Het koppelen van monomeren wordt polymeriseren genoemd. 
  • Bij polymeren wordt er onderscheid gemaakt tussen additiepolymerisatie en condensatiepolymerisatie.  
  • Condensatiepolymeer: Dit is als een additiepolymeer, maar bij deze reactie komt een klein molecuul vrij.

Slide 4 - Tekstslide

Condensatiepolymerisatie
  • Bij condensatiepolymerisatie  reageren er twee monomeren met elkaar die elk twee functionele groepen (-OH, -COOH, NH2) hebben. 
  • Tijdens de reactie splitst er een klein molecuul af. Hierbij maakt men onderscheid tussen polyesters en polyamiden. 

Slide 5 - Tekstslide

Polyesters
  • Het monomeer heeft zowel een hydroxylgroep als een carbonzuurgroep.(COOH)
  • Een ester ontstaat door een reactie tussen een zuur en een alcohol.

Slide 6 - Tekstslide

Polyamiden
  • Het monomeer heeft zowel een carbonzuurgroep als een aminegroep.

Slide 7 - Tekstslide

Naamgeving
Om de naam van een additiepolymeer te krijgen wordt voor de naam van het monomeer het woord ‘poly’ geplaatst. 

Slide 8 - Tekstslide

Structuur en eigenschappen
De structuur van een polymeer is bepalend voor de eigenschappen en daarmee ook voor de toepassing. De polymeren die we kunnen onderscheiden aan de hand van eigenschappen zijn:

1. Thermoplasten
2. Thermoharders
3. Elastomeren

Slide 9 - Tekstslide

Thermoplasten 
  • Thermoplasten zijn polymeren die bij verwarmen zacht en buigzaam worden. Ze hebben lineaire en vertakte ketens.
  • Worden gebruikt bij:
  • schuim
  • folie
  • buizen
  • kabel
  • vezels
  • kunstglas

Slide 10 - Tekstslide

Thermoharders 
  • Thermoharders blijven hard als ze verwarmd worden, omdat ze een driedimensionaal fijnmazig netwerk hebben.
  • Toepassingen:
  • speelgoed
  • huishoudelijke artikelen
  • bakeliet

Slide 11 - Tekstslide

Elastomeren 
  • Elastomeren keren na vervorming weer terug in hun oorspronkelijke vorm.
  • Toepassingen
  • autobanden
  • elastiek


Slide 12 - Tekstslide

Bij het uitrekken van een elastiekje worden alle ketens, die normaal kris kras door elkaar lopen, rechtgetrokken tot ze niet verder kunnen. Bij het loslaten zorgen de dwarsverbindingen ervoor dat het elastiekje weer terugspringt in de oude vorm.
Bij het uitrekken van een elastiekje worden alle ketens, die normaal kris kras door elkaar lopen, rechtgetrokken tot ze niet verder kunnen. Bij het loslaten zorgen de dwarsverbindingen ervoor dat het elastiekje weer terugspringt in de oude vorm.

Slide 13 - Tekstslide

Geef de additiereactie van oct-3-een

Slide 14 - Tekstslide

Teken de polycondensatiereactie van butaandizuur en ethaan-1,2-diol

Slide 15 - Tekstslide

Je ontleed natriumchloride  in de elementen. Hoeveel gram natriumchloride  heb je nodig om 223 gram chloor te maken.

Slide 16 - Tekstslide

Wat is een polyadditiereactie?

Slide 17 - Tekstslide

Wat is condensatiepolymerisatie?
  • Bij condensatiepolymerisatie reageren er twee monomeren met elkaar die elk twee functionele groepen hebben. Deze reactie vindt plaats onder afsplitsing van een klein molecuul.
  • Wat zijn de functionele groepen bij deze reacties?
  • Welke functionele groepen zitten in de condensatiepolymeer?
  • -OH, -COOH, NH2

Slide 18 - Tekstslide

Teken volgens het atoommodel van Borh een calcium atoom en een zuurstof atoom.
  • Hoeveel valentie elektronen heeft calcium?
  • 2 want deze twee kan hij weggeven.
  • Hoe komt het dat hij er twee kan weggeven?
  • De afstand tot de kern is groter en dus is de aantrekkingskracht kleiner. Hierdoor kunnen valentie-elektronen buiten de schil treden. 

Slide 19 - Tekstslide

Teken volgens de lewisstructuur een NH₃ molecuul
  • Volgens welke regel werkt de lewisstructuur?
  • octetregel
  • Teken volgens de lewisstructuur een HCl molecuul

Slide 20 - Tekstslide

Schrijf de namen van de stoffen op.
N₂O₄
P₂Cl₃ 
SF₆

Slide 21 - Tekstslide

Schrijf de namen van de stoffen op.
N₂O₄   -distikstoftetra-oxide 
P₂Cl₃    - difosfortrichloride
SF₆      - zwavelhexafluoride

Slide 22 - Tekstslide

Geef een stikstofatoom weer met het atoommodel van Bohr. En schrijf de antwoorden van de vragen erbij.

Hoeveel valentie-electronen heeft een stikstofatoom?
Welke covalentie heeft het stikstofatoom?
Leg uit hoeveel covalentebindingen een stikstofatoom kan vormen?
Teken de structuurformule van een stikstofmolecuul.

Slide 23 - Tekstslide

Het polyamide nylon-4,6 is een copolymeer dat wordt gemaakt uit de volgende twee monomeren: 
butaan-1,4-diamine en hexaandizuur.
Geef de polymerisatiereactie van deze twee monomeren

Slide 24 - Tekstslide

Teken een brokstuk van drie eenheden uit het midden van polypent-2-een

Slide 25 - Tekstslide

Teken uit welke momoneren is het polymeer opgebouwd?
H                 H     H                   H                 H     H


H                  H    H                   H                  H    H            

Slide 26 - Tekstslide

Teken uit welke momoneren is het polymeer opgebouwd?
H                     H                       H                        H


H                     H                       H                        H

Slide 27 - Tekstslide

Teken uit welke momoneren is het polymeer opgebouwd?
H                   H                      H                     H   H                   H


H                    H                     H                     H    H                   H

Slide 28 - Tekstslide