quizz hst 1 non positief

quizz hst 1 non positief
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2HBOStudiejaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

quizz hst 1 non positief

Slide 1 - Tekstslide

Hij is ........................door de opmerking van zijn zus
A
gelogen
B
beledigd
C
gemaakt
D
begrepen

Slide 2 - Quizvraag

zij lijkt heel aardig maar haar mails ................iets anders
A
bedoelen
B
doen
C
suggereren
D
wekken

Slide 3 - Quizvraag

We bereiken niet het jonge publiek, voor onze organisatie is dit .....................
A
een probleem
B
een fout
C
een aandachtspunt
D
een afknapper

Slide 4 - Quizvraag

Zij strijkt het overhemd en ..................... luistert zij naar een podcast
A
terwijl
B
toch
C
ondertussen
D
daarom

Slide 5 - Quizvraag

Hij gaat iedere dag naar school en verzorgt zijn oude ouders. Hij is echt .......................
A
gelukkig
B
moe
C
vertrouwd
D
overbelast

Slide 6 - Quizvraag

Maak een correcte zin met:
zich iets voor de geest halen

Slide 7 - Open vraag

maak een zin met :
geloofwaardig

Slide 8 - Open vraag

Maak een zin met:
waarnemen

Slide 9 - Open vraag

Vul de juiste conjunctie of adverbum in:

..................... het niet zo hoorde, gaf de sporter de koningin een zoen.
A
Omdat
B
Als
C
Hoewel
D
Ofschoon

Slide 10 - Quizvraag

Vul de juiste conjunctie of adverbum in:

Natuurlijk kom ik vanavond, ik heb het je ................ beloofd
A
terwijl
B
want
C
namelijk
D
immers

Slide 11 - Quizvraag

Je kunt vandaag eerder naar huis ................jij je werk af hebt.
A
mits
B
tenzij
C
terwijl
D
desondanks

Slide 12 - Quizvraag


Maak een zin met : desondanks

Slide 13 - Open vraag

maak een zin met :
vanwege

Slide 14 - Open vraag

Ik heb zout toegevoegd ..........de soep
A
in
B
tot
C
aan
D
bij

Slide 15 - Quizvraag

Zij behoort ............... de top van de zwemmers in Nederlands
A
aan
B
met
C
tot
D
in

Slide 16 - Quizvraag

Ik beperk mij .............de grote lijnen; de details volgen later.
A
met
B
in
C
tot
D
aan

Slide 17 - Quizvraag

Wat heeft zij ..............jou verteld?
A
aan
B
met
C
tot
D
over

Slide 18 - Quizvraag

Zet de zin in de imperfectum:

Het ontbreekt hem aan niets

Slide 19 - Open vraag


Slide 20 - Open vraag


A

Slide 21 - Quizvraag