M4A - voorbereiding leestoets 1 H1 t/m 3

Leestoets 1
Nieuw Nederlands - toetsweek 1
Lezen hoofdstuk 1 t/m 5
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Leestoets 1
Nieuw Nederlands - toetsweek 1
Lezen hoofdstuk 1 t/m 5

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdstuk 1
Indeling van een tekst

Slide 2 - Tekstslide

Indeling tekst: inleiding
  • Eerste deel van de tekst
  • Het onderwerp wordt geïntroduceerd
  • Vanaf de eerste zinnen weet je waarover de tekst gaat
  • Bestaat meestal uit één alinea

Slide 3 - Tekstslide

Indeling tekst: middenstuk
  • De verschillende kanten van een onderwerp komen aan de orde
  • Dit gebeurt met behulp van deelonderwerpen
  • Bijvoorbeeld: een tekst over phishing
  • Deelonderwerpen kunnen dan zijn: gevaarlijke e-mails, criminaliteit, financiële schade, aangifte doen bij de politie, etc.

Slide 4 - Tekstslide

Indeling tekst: slot
  • Laatste alinea van een tekst
  • Het belangrijkste uit de tekst wordt nog eens herhaald of samengevat

Slide 5 - Tekstslide

Wat is een kernzin?
A
De eerste zin van de inleiding
B
De laatste zin van het slot
C
De belangrijkste zin van een tekst
D
De belangrijkste zin van een alinea

Slide 6 - Quizvraag

Wat is een deelonderwerp?
A
een onderwerp van een hoofdstuk
B
een aspect van het onderwerp
C
een aspect van het slot
D
een onderwerp van de eerste alinea

Slide 7 - Quizvraag

Wat vind je in het middenstuk van de tekst?
A
de inleiding
B
de mening van de schrijver
C
de conclusie
D
de deelonderwerpen

Slide 8 - Quizvraag

Waar vind je de belangrijkste informatie in een tekst?
A
Inleiding
B
Middenstuk
C
Slot

Slide 9 - Quizvraag

In welk deel van de tekst maak je kennis met het onderwerp?
A
Inleiding
B
Middenstuk
C
Slot

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Video

DOEL:

Informeren


De schrijver wil dat je iets te weten komt

Slide 12 - Tekstslide

DOEL:

Overtuigen


De schrijver wil zijn mening geven

Slide 13 - Tekstslide

DOEL:

Activeren


De schrijver wil dat je iets WEL gaat doen

Slide 14 - Tekstslide

DOEL:

Amuseren


De schrijver wil je vermaken

Slide 15 - Tekstslide

Oefenen 
1. Lees de tekst op pagina 9.
2. Schrijf de woorden die je niet kent in je schrift.
3. Kan je in je eigen woorden vertellen waar de tekst over gaat?
4. Maak opdracht 2 blz 8 en 9.
5. Kijk daarna de antwoorden na op de slides erna.

Slide 16 - Tekstslide

Antwoorden
1. (Programma) De beste singer-songwriter van Nederland
2. A door de aanleiding voor het schrijven van de tekst te noemen
3. zonder toeters en bellen (titel ) – zonder al te veel versieringen, geen opsmuk, sober
prolongeert (al. 1) – vervolgt, gaat weer verder, zet voort
oorspronkelijkheid (al. 1) – zelf bedacht, origineel, authentiek
wier roem is gevestigd (al. 2) – bij een groot publiek bekend of beroemd
integer (al. 4) – eerlijk en betrouwbaar, houden zich aan afspraken en doen niets ten koste van iemand anders
4. ‘Daar draait het om in dit programma dat na een succesvol eerste seizoen prolongeert: oorspronkelijkheid, een persoonlijk verhaal en geen opsmuk.’

Slide 17 - Tekstslide

Antwoorden
5. functie rest van alinea 2: toelichting
6. B meer dan zangwedstrijd
7. Het draait niet om het wedstrijdelement, dat is slechts de opzet van het programma.
8. Eerste zin: ‘Deelnemer Jeroen Kant noemt het programma en de mensen erachter integer.’
9. argument 1: Artiest heeft zelf de touwtjes in handen.
argument 2: Kandidaten krijgen geen wurgcontract opgedrongen.



Slide 18 - Tekstslide

Antwoorden
10
 Idols en X Factor 
• alleen zingen
• toeters en bellen
• motto jezelf zijn
Beste singer-songwriter
 • zelf schrijven, zingen en begeleiden
• geen toeters en bellen
• mensen leren kennen en zien ontwikkelen
11 C een samenvatting van de tekst geven


Slide 19 - Tekstslide

Hoofdstuk 2
Feiten, meningen en argumenten

Slide 20 - Tekstslide

Lezen H2: Feiten, meningen en argumenten
Leg aan de hand van de onderstaande zinnen uit wat een feit en een mening is:

Ik ga morgen niet naar dat feestje, want de bus rijdt niet die kant op. 

Ik ga morgen niet naar dat feestje, want de muziek die daar gedraaid wordt, vind ik niet leuk. 

Slide 21 - Tekstslide

Oefenen 
1. Lees de tekst op pagina 47.
2. Schrijf de woorden die je niet kent in je schrift.
3. Kan je in je eigen woorden vertellen waar de tekst over gaat?
4. Maak opdracht 2 (blz. 46-47).

Slide 22 - Tekstslide

Antwoorden
1. Voorlezen
2. de schrijver wil de lezer overtuigen van het nut van voorlezen; de tekst is een betoog. Uitleg: In alinea 1 staat dat volwassenen zouden moeten voorlezen en dat de gerichte actie van het CPNB een goede actie is. In de slotalinea staat in de eerste zin een duidelijke conclusie.
3. Voorlezen zorgt voor plezier in lezen en een betere taal- en leesvaardigheid (al. 6)
4. propaganda (al. 1) – reclame maken met het doel aanhangers te krijgen
gerichte actie (al. 1) – activiteit die een specifiek (bepaald) doel heeft; hier speciaal bedoeld voor ouders
unaniem (al. 3) – allemaal, niemand uitgezonderd
het verder schoppen (al. 4) – meer succes hebben
zich spiegelen aan (al. 4) – nadoen of na willen volgen; anderen als voorbeeld zien
wakkert het vuur aan (al. 5) – stimuleert, maakt enthousiast maken

Slide 23 - Tekstslide

Antwoorden
5. bedoeld voor volwassen; Uitleg: over wij en ons gesproken, waarmee volwassen voorlezers worden bedoeld.
6. 1. ‘Althans, dat zouden we moeten doen.’
2. ‘Een goede actie van de CPNB’
7. betekenis is: Als je op jonge leeftijd verhalen hoort en dus wordt voorgelezen heb je daar later plezier van: plezier in lezen en betere taalbeheersing
8. Ja, de vergelijking gaat wel een beetje op, immers op jonge leeftijd voorgelezen worden is goed voor je taalontwikkeling: kinderen kunnen later beter lezen en zijn succesvoller op school (al. 2)
9. alinea 3
argument 2: Kandidaten krijgen geen wurgcontract opgedrongen.

Slide 24 - Tekstslide

Antwoorden
10 je kunt alle informatie in principe controleren door onderzoeksgegevens te lezen
11 De alinea opent met ‘Het vermoeden bestaat …’ Het is nog niet zeker.
12 mening: volgens; argument: namelijk
13 Kinderen doen hun ouders na: leesgedrag ouders beïnvloedt leesgedrag kinderen. Ouders zijn dan een voorbeeld voor hun kinderen.
14 Gedrag van ouders heeft in het algemeen invloed op kinderen, dan zal het ook wel zo zijn dat kinderen het leesgedrag van ouders overnemen.

Slide 25 - Tekstslide

Hoofdstuk 3
Tekstverbanden en signaalwoorden

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Slide 28 - Tekstslide

In welke zin wijzen de signaalwoorden op een chronologisch verband?
A
Ik wil langskomen, maar ik heb helaas geen tijd.
B
Ik ga eerst sporten, daarna kom ik langs.
C
Ik kom langs, omdat ik daar zin in heb.
D
Ik kom samen met mijn moeder op bezoek.

Slide 29 - Quizvraag

Welk tekstverband zie je in deze zin?
Ik kreeg een hapje en een drankje.
A
Opsommend
B
Tegenstellend
C
Vergelijkend
D
Oorzakelijk

Slide 30 - Quizvraag

Op welk tekstverband wijzen de signaalwoorden want en omdat?
A
Samenvattend verband
B
Voorwaardelijk verband
C
Toelichtend verband
D
Redengevend verband

Slide 31 - Quizvraag

Op welk tekstverband wijzen de signaalwoorden maar, toch en echter?
A
Opsommend verband
B
Tegenstellend verband
C
Samenvattend verband
D
Toelichtend verband

Slide 32 - Quizvraag

Oefenen 
1. Lees de tekst op pagina 85.
2. Schrijf de woorden die je niet kent in je schrift.
3. Kan je in je eigen woorden vertellen waar de tekst over gaat?
4. Maak opdracht 2 (blz. 84-85).

Slide 33 - Tekstslide

Antwoorden
1. Nazorg sterilisatie of castratie hond
2. instructie geven
3. in principe (al. 3) – als uitgangspunt (liever niet)
overweeg (al. 5) – denk na over het besluit om, overdenk
geïrriteerd (al. 5) – gevoelig
de huid tot rust brengen (al. 5) – de huid minder gevoelig laten worden
onderliggende (al. 7) – wat er onder zit (hier, de hechtingen onder de pleister)
verhoging (al. 8) – koorts, hoge lichaamstemperatuur
verontrustend (al. 9) – als iets je ongerust maakt, zorgwekkend
stofwisseling (al. 10) – manier waarop (en snelheid waarmee)het lichaam voedsel verwerkt
4.  ‘We hebben u persoonlijk al veel uitgelegd’ Nazorg, hechtingen, voeding
5. Door middel van

Slide 34 - Tekstslide

Antwoorden
6 doel: alles nog eens schriftelijk uitleggen. middel: de folder die alle informatie geeft
7 indien en wanneer
8 zodra; de avond na de ingreep; de dag na de ingreep; de week na de ingreep
9 hoewel
10 de hond kan de hechtingen er niet makkelijk uitkrijgen – met veel bijten en likken lukt dat wel
11 tevens
12
oorzaak: castratie of sterilisatie daardoor lagere stofwisseling daardoor meer eetlust daardoor meer voedsel opnemen daardoor hond wordt dikker, tenzij minder energierijke voeding.

Slide 35 - Tekstslide