Unité 4 Trainen

BONJOUR !
Maak alle vragen.Probeer je boek niet te gebruiken, Bonne chance!
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

BONJOUR !
Maak alle vragen.Probeer je boek niet te gebruiken, Bonne chance!

Slide 1 - Tekstslide

l'epaule
les oreilles
le ventre
le nez
les dents
les ongles
les yeux
la jambe
la tete

Slide 2 - Sleepvraag

la santé
l'hôpital
le médicament
tomber malade
la maladie
le médecin
le mal
de gezondheid
het ziekenhuis
de dokter
ziek worden
de ziekte
het medicijn
de pijn

Slide 3 - Sleepvraag

la tête
le pied
le dos
le docteur
le médicament
l'hôpital
l'urgence
la pharmacie
le pharmacien
l'opération

Slide 4 - Sleepvraag

pijn hebben (aan) = avoir mal (à)

Tu as mal au cou.
J'ai mal à la tête.
Il a mal à l'oreille.
Nous avons mal aux yeux. 

Let op!
à + le > au
à + les > aux

Slide 5 - Tekstslide

J'ai mal au ventre
J'ai mal aux pieds
J'ai mal au nez.

Slide 6 - Sleepvraag

fiche d'identité
prénom: Lucas
santé: 3 pizzas, deux hamburgers, dix pains au chocolat
sport: jamais

Slide 7 - Tekstslide

Wat zou het antwoord van Lucas zijn op deze vraag: Lucas tu fais du sport au moins trois fois par semaine?
A
Oui, je fais un jogging chaque jour
B
Oui, je vais à l'école à pied
C
Non, mais je fais du vélo
D
Non, je déteste le sport

Slide 8 - Quizvraag

Hoe zeg je?
Zij heeft buikpijn.
A
Elle a mal au genou.
B
Elle a mal au ventre.
C
Elle a mal à la genou.
D
Elle a mal aux ventre.

Slide 9 - Quizvraag

Hoe zeg je?
Wij hebben pijn aan onze voeten.
A
Nous avons mal au pied.
B
Nous avons mal à la jambe.
C
Nous avons mal aux pieds.
D
Nous avons mal aux jambes.

Slide 10 - Quizvraag

Hoe zeg je?
Zij heeft rugpijn

Slide 11 - Open vraag

Hoe zeg je?
Jij hebt hoofdpijn

Slide 12 - Open vraag

wij wachten (attendre)=

Slide 13 - Open vraag

Zij heeft koorts=

Slide 14 - Open vraag

hij geeft antwoord (répondre)=
il ..........

Slide 15 - Open vraag

(se laver, présent)
Ils ................

Slide 16 - Open vraag

(se lever) Zij is opgestaan=

Slide 17 - Open vraag

(se tromper) U heeft zich vergist, mevrouw=

Slide 18 - Open vraag

(se promener) Zij heeft gewandeld=

Slide 19 - Open vraag

Merci et au revoir!

Slide 20 - Tekstslide