BBL- Methodisch werken - Beginsituatie, ondersteuningsvragen en doelen_Breda

Methodisch werken 
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Methodisch werken 

Slide 1 - Tekstslide

Hoe zit je erbij vandaag?

Slide 2 - Poll

Doel

Je leert de 5 stappen van methodisch werken en oefent in het bijzonder met het in kaart brengen van de beginsituatie van een cliënt en het formuleren van ondersteuningsvragen en (smart) doelen.

Slide 3 - Tekstslide

Literatuur
Binnen de omgeving van Traject lees je binnen het Ondersteuningsplan
Module 3 - Vaststellen van ondersteuningsvragen 
hoofdstuk 1: het inventariseren van de ondersteuningsbehoefte. 
hoofdstuk 2: Ondersteuningsvragen vaststellen

Slide 4 - Tekstslide

Methodisch werken ?

Slide 5 - Woordweb

Methodisch werken 

Methodisch werken houdt in dat je volgens een vaste werkwijze en een plan werkt. 

Dus....
Volgens een methode en met een systeem. 

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

PDCA model
Cyclisch model  
Cyclisch = iets dat zichzelf herhaalt 

Slide 8 - Tekstslide

Uitgangspunten gehele ondersteuningsplan
  • Informatie inwinnen: intakegesprek, observatie, informatiebronnen, beginsituatie cliënt beschrijven
  • Probleem analyseren en formuleren – Probleemanalyse en formuleren ondersteuningsvragen van een cliënt
  • Doelformulering – SMART doelen maken
  • Een plan maken en uitvoeren – Een plan voor de cliënt maken
  • Evalueren – Presentatie maken van het plan voor de cliënt






Slide 9 - Tekstslide

Methodisch werken brein kraker..
In deze opdracht gaan jullie in twee groepen aan de slag met het oplossen van een probleem. 
Groep 1 krijgt als opdracht het probleem op te lossen zonder met elkaar te communiceren. 
Groep 2 gaat eerst overleggen. (Wat is het doel? Wat is het plan als het niet direct lukt? Wat moet er anders?)

Slide 10 - Tekstslide

Het probleem is...
Probleem:
 een boer heeft een wolf, een geit en een kool. Hij wil de rivier oversteken in een kleine roeiboot. Hij kan per keer maar één ding meenemen. 
Regels: als de wolf en de geit alleen gelaten worden, eet de wolf de geit op. Als de geit en de kool alleen gelaten worden, eet de geit de kool op.


Hoe komt de boer aan de overkant met de wolf, de geit en de kool?


Slide 11 - Tekstslide

Antwoord.. 
De oplossing is: 
de man moet zeven keer van de ene naar de andere kant varen: eerst de geit overzetten->leeg terugvaren->
de kool overzetten->de geit mee terugnemen->
de wolf overzetten-> leeg terugvaren-> de geit weer ophalen.

Slide 12 - Tekstslide

Hoe ervaarde jullie het proces?
Is er verschil te merken in de antwoorden?
Hoe hebben jullie wel of niet overlegd?
Hoe zeker was jouw groep over het antwoord die jullie gaven?

Slide 13 - Tekstslide

Voordelen 
 1.  Werken volgens een plan is vaak effectiever dan werken zonder plan.  
2. Duidelijk verwachtingen voor alle betrokkenen. 
3. Betere evaluatie van het proces waardoor je tussentijds en achteraf je doelen en plannen kunt aanpassen. 
4.  Minder fouten: doordat je werkt volgens een bepaalde systematiek en een stappenplan heb je een duidelijke structuur.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Slide 16 - Tekstslide

Levensgebieden van Shalock

Slide 17 - Tekstslide

Gezondheidspatronen Gordon

Slide 18 - Tekstslide

Positieve gezondheid

Slide 19 - Tekstslide

BioPsychoSociaal model

Slide 20 - Tekstslide

Opdracht: individueel
Neem een cliënt in gedachten die je zou kunnen voor gebruiken voor B1-K1-W1. 

Welk manier van in kaart brengen van de beginsituatie zou jij kiezen en waarom?

Slide 21 - Tekstslide

Welke manier van ordenen van de beginsituatie zou jij kiezen en welke gebruikt jouw werk?

Slide 22 - Open vraag

Ondersteuningsvragen
Altijd geformuleerd vanuit de cliënt en vanuit een 'probleem/uitdaging' in een leefgebied:

"Help mij bij het leren omgaan met mijn boosheid"
"Ondersteun mij bij het omgaan met mijn financiën"
"Begeleid mij bij het verbeteren van mijn persoonlijke hygiëne"

Dit helpt weer  bij het stellen van(smart) doelen.

Slide 23 - Tekstslide

Ondersteuningsvragen
Het formuleren van ondersteuningsvragen is een cruciale stap in methodisch werken, omdat het de behoeften van de cliënt centraal stelt. 

Het helpt zorgprofessionals om niet te denken voor de cliënt, maar met de cliënt. 
Door in gesprek te gaan over wat de cliënt zelf belangrijk vindt, ontstaat er een duidelijker beeld van de richting waarin de ondersteuning moet gaan.

Slide 24 - Tekstslide

Ondersteuningsvragen
Ondersteuningsvragen geven richting aan het zorgplan en vormen de brug tussen de analyse van de beginsituatie en het opstellen van concrete doelen. 

Ze zorgen ervoor dat zorg en begeleiding aansluiten bij de persoonlijke wensen, mogelijkheden en het tempo van de cliënt.


Slide 25 - Tekstslide

Smart doelen
S: Specifiek
Beschrijf je doel zo concreet mogelijk
Vermijdt omschrijven die eindigen op –er zoals beter, mooier, langer, goed, meer, etc.

M: Meetbaar
Het resultaat moet concreet en meetbaar zijn, kan je na afloop checken of het is bereikt?

A: Acceptabel
Er moet draagvlak zijn voor het doel
Het moet passen bij de instellingsdoelen, de deskundigheid van de medewerkers e.d.



Slide 26 - Tekstslide

Smart doelen
R: Realistisch
Het doel moet haalbaar zijn en het moet te behalen zijn in een realistische tijd.

T: Tijdgebonden
Het doel moet in een van te voren vastgestelde periode gerealiseerd worden en in het doel moet een termijn staan

Langer termijn doel: 3 maanden of langer
Kort termijn doel: Binnen 3 maanden



Slide 27 - Tekstslide

Smart doelen
Formuleer een doel alsof het al behaald is
NIET goed: Hannah gaat haar boterham smeren
WEL goed: Hannah smeert haar boterham

Formuleer een doel met een actief werkwoord
NIET goed: Hannah kan haar boterham smeren
WEL goed: Hannah smeert haar boterham

Hannah smeert binnen 4 maanden zelfstandig haar boterham tijdens het ontbijt (lang termijn doel)
Mw. S. neemt binnen 3 maanden deel aan de zangactiviteiten op dinsdagmiddag (kort termijn doel)

--> Vanuit deze doelen ga je de rest van de methodische cyclus in: Plan van aanpak maken en evalueren en bijstellen.





Slide 28 - Tekstslide

Maak een SMART doel van de volgende hulpvraag:
Begeleid mij (Jan) bij het zelfstandig boodschappen doen

Slide 29 - Open vraag

Maak een SMART doel van de volgende hulpvraag:
Help (Marlies) mij bij het inzichtelijk krijgen van mijn financiën.

Slide 30 - Open vraag

Aandachtspunten bij het
Methodisch werken
op jullie werk

Slide 31 - Woordweb

Wat is de eerste fase van methodisch werken?
A
Evaluatie
B
Plan van aanpak
C
Beginsituatie in kaart brengen
D
Doel bepalen

Slide 32 - Quizvraag

Wat is de laatste fase van methodisch werken?
A
Doel bepalen
B
Evaluatie
C
Plan van aanpak
D
Probleemverheldering/analyse

Slide 33 - Quizvraag

opdracht 
Optie 1: Casus Latoya: Maatschappelijke opvang
Optie 2: Casus Jeffrey: Gehandicaptenzorg
Optie 3: Casus Mw. van Dalen: Ouderenzorg

1. Schrijf een korte beginsituatie , waarin jullie zelf kiezen welke 'ordening/kopjes' jullie gebruiken (shalock, gordon, positieve gezondheid, biopsychosociaal, anders)
2. Beschrijf het probleem waar jullie mee aan de slag willen gaan (probleemanalyse)
3. Formuleer 2 ondersteuningsvragen vanuit het perspectief van de cliënt en koppel hier een leefgebied aan
4. Formuleer per ondersteuningsvraag 1 SMART doel 


Slide 34 - Tekstslide

Casus 1
Casus: Latoya (41)

Latoya verblijft sinds twee weken in een opvanglocatie na een periode van dakloosheid. Ze kampte jarenlang met een cocaïneverslaving, maar is sinds drie maanden clean. Ze heeft schulden en geen vast contact met haar kinderen. Latoya zegt gemotiveerd te zijn om haar leven op orde te krijgen, maar vindt het moeilijk om structuur te houden. Ze mist afspraken of komt te laat. Ze wil graag weer een huis en contact met haar kinderen, maar weet niet waar ze moet beginnen. Ze zegt: “Ik voel me elke dag overprikkeld en dan wil ik gewoon verdwijnen.”

Slide 35 - Tekstslide

Casus 2
Casus: Jeffrey (28)

Jeffrey woont in een kleinschalige woonvoorziening voor mensen met een matige verstandelijke beperking. Hij werkt vier dagen per week op een dagbesteding waar hij houten kratten helpt maken. Jeffrey is meestal vrolijk, maar sinds zijn moeder verhuisd is naar een andere stad, is hij vaker boos en trekt hij zich terug. Hij eet minder goed en slaapt slecht. Begeleiders merken dat hij vaker ‘nee’ zegt tegen activiteiten. Zelf zegt hij: “Ik heb nergens zin in.” Hij heeft moeite om zijn gevoelens te uiten en begrijpt niet goed waarom hij zich anders voelt.

Slide 36 - Tekstslide

Casus 3
Casus: Mevrouw Van Dalen (84)

Mevrouw Van Dalen woont sinds een halfjaar in een verpleeghuis vanwege beginnende dementie. Ze was altijd zelfstandig en sociaal actief, maar sinds de verhuizing lijkt ze in zichzelf gekeerd. Ze vergeet namen van medebewoners en raakt soms verward over waar ze is. Ze zegt vaak: “Ik hoor hier niet thuis.” Haar dochter komt wekelijks op bezoek, maar mevrouw Van Dalen is daarna vaak onrustig. Ze loopt soms doelloos rond in de gang en weigert steeds vaker om mee te doen aan activiteiten. De verzorging merkt dat ze slechter eet en ‘s nachts vaker wakker is.

Slide 37 - Tekstslide

Afronding en reflectie
Wat vond je lastig aan het in kaart brengen van de beginsituatie?

Wat heb je geleerd over het formuleren van ondersteuningsvragen en doelen?

Hoe ga je hiermee komende weken aan de slag?

Slide 38 - Tekstslide

Op de 'sheep-scale', hoe voel je je nu?

Slide 39 - Poll